Lezing Abdelkader Benali Geschiedenis op het vmbo

20221104_104942

Geschiedenis is zo’n boeiend vak omdat het het enige vak is dat over onszelf gaat. Het is het enige uur waarin je een spiegel voorgehouden krijgt. Een spiegel die uitnodigt tot reflekteren, die uitnodigt tot dieper kijken, die uitnodigt tot verder kijken! Docent geschiedenis zijn is drager van spiegels zijn. Iedereen ziet iets anders in die spiegel. Sommigen zien zichzelf heel goed, anderen weer niet. Zichtbaarheid en onzichtbaarheid in een kantelend spiegelpaleis.

De les geschiedenis is een les in zelfonderzoek. Omdat we ons bezig houden met temporaliteit is dat onderzoek altijd in beweging. Afhankelijk van onze plek in de geschiedenis, afhankelijk van welke identiteit we dragen verandert die geschiedenis. De docent geschiedenis is geen relativist maar relativeert de geschiedenis wel omdat naarmate de geschiedenis wordt bestudeerd relativeren onontkoombaar is.

          Op het VMBO zou ik zeggen: hier leren we verder te kijken dan je neus lang is.
          “Waarom, leraar?”

          “Omdat je neus niet zo lang is. Omdat er voorbij je neus een wereld begint die jou aankijkt. Die iets van je wil. Die zich met je bemoeit.”

          “Maar leraar, wie ziet mij dan?”

(Dit is de onuitgesproken gedachte van de leerling. Kan de les een spiegelpaleis openen naar het innerlijk? En door wie worden we gezien? Beveiligingscamera’s, ouderlijk gezag, het Onderwijs, maar misschien hunkeren ze er vooral naar om door de Geschiedenis gezien te worden – wat verklaart waarom we al jong geïnteresseerd zijn in heldenepossen, de strijd tussen goed en kwaad, dat biedt de kans om gezien te worden in het licht van de eeuwigheid. Eindelijk een actor zijn op het wereldtoneel. Van Odysseus tot Robin Hood tot de Dark Knight van Batman. Geschiedenis is voer voor legendevorming hedentendage geformuleerd als legacy.)

Ik ontdekte als kind geschiedenis. Het boeide me. Hoe het allemaal gekomen was – de holbewoners, de pyramides, het Romeinse Rijk. De trekschuit. Napoleon. Vooral Napoleon. Werkstukken schreef ik over hem. Eerst in groep acht, later in Mavo-4.Ik vond hem geweldig. Ik aanbad hem. Zijn leven een rollercoaster, een jochie uit de provincie die het schopt tot emperor of the world. Een wreed verhaal. Maar dat is dat geschiedenis ook, een wreed verhaal.

The past is another country, they do things differently there.

Geschiedenis is leren na te denken voor later. Misschien weet je nu nog niet wat je eraan hebt, het zal je op een dag goed van pas komen. Relativeren.

Door de geschiedenis te bestuderen omvatte me het idee dat ik buiten het klaslokaal ook bestond. Mijn wortels reikten diep, tot in voorbij eeuwen. Mijn voorouders van wie ik dna draag hadden ook bestaan ten tijde van Napoleon – maar waar was hun verhaal? Hoe meer ik begreep van Napoleon, hoe dichter ik bij het mysterie van hun afwezigheid kwam, want over hun was zo weinig bekend, terwijl er over Napoleon ontstellend veel bekend is. Dat gaf me enerzijds een gevoel van verbazing, anderzijds een gevoel van onmacht. Waarom had de geschiedenis me geen boek overgeleverd over mijn geschiedenis!

Op de middelbare school had ik een leerkracht met een persoonlijkheid die geloofde dat de geschiedkundige methode een serieus vak was. Hij liet ons kijken naar Lawrence of Arabia om ons uit te leggen wat voor rotzooi de Britten er in het Midden-Oosten van hadden gemaakt door te marchanderen met de Arabieren. Hij deed een module over de geschiedenis van Rusland, en ging diep in op de richtingenstrijd in de negentiende eeuw tussen intellectuelen die vonden dat Rusland een Westerse kant op moest, en de intellectuelen dat Rusland een eigen unieke identiteit had waarin voor liberalisme geen plaats was. Bij hem hoorde ik voor het eerst over Dostojevski en Karl Marx. Aan die laatste besteedde hij zoveel aandacht dat ik er uiteindelijk besloot een werkstuk over te schrijven.

Hij merkte op in VWO-5 dat hij ons ging overdonderen met stof waar ze aan de universiteit pas in het tweede jaar mee begonnen. Hij was een karakter uit een Bordewijk roman. Hij straalde een enorme trots op zijn vak uit. L’Histoire, c’est moi. Hij leek uit een roman van Bordewijk te komen. Een vierkante kop waar hij een vierkante, stalen montuur van een bril op had gezet. Een trui waarschijnlijk gebreid door zijn vrouw. En ja, hij droeg sandalen. Hij was koning te Jeruzalem. Zijn naam was van Der Linde. Ik was dol op hem.

Geschiedenis was de enige les waar ik als een vis in het water was omdat het me bevestigde in mijn existentie. Niet als leerling, maar als mens. Niet als consument, maar als actor op het wereldtoneel. De les omvatte het wereldtoneel. Het had iets megalomaans om te bedenken dat je aanwezig kon zijn in de loopgraven om de gifgasaanvallen van de Duitsers af te wachten, feitelijk was dat wel wat er gebeurde. We stelden ons de wereld van toen voor. Hier kreeg ik antwoorden op de enige belangrijke vraag die je als puber kon hebben, namelijk hoe kon het zijn dat ik opgezadeld was met zo’n verschrikkelijk verrotte wereld, een wereld die ondanks alle vooruitgang en moderniteit toch nog steeds niet perfect is. Van der Linden gaf ons geen antwoorden, wel vragen. Droeg de beschaving niet een Januskop? Wie bezorgde ons het slechte nieuws? Wie vertelt het verhaal? Kunnen we er iets van leren?

Ik vond de les altijd van kwaliteit omdat de crisis die in me leefde van betekenis leek te voorzien. Als ik de geschiedenis begreep dan begreep ik ook hoe het gekomen was en als ik dat had begrepen dan beschikte ik over een inzicht dat niemand me af kon pakken. Ik denk dat dit op het VMBO de grote kracht is van het vak: het geeft leerlingen die zich vaak maatschappelijk ongezien voelen de kans om zichzelf te zien in ruimte en tijd. Gisteren besloot de regering excuses aan te bieden voor het slavernijverleden. Wie vandaag in de grote steden een VMBO-klas instapt zal nazaten zien zitten van die slaafgemaakten. Hun geschiedenis sluimert in de klas. De geschiedenis heeft onze aandacht.

Ik wil het hebben over het begrip poortwachter.

Van der Linde was een poortwachter. Zo zag hij zichzelf. Hij moest het vak verdedigen door het uit te dragen. Hij geloofde heilige in de missie die het vak met zich meebrengt: jonge mensen bewust maken van de historische processen die een tijd maken of breken.

Bij de Poortwachter stel ik me iemand voor die groot is. Onze docent geschiedenis was een lange man. Hij stond ons bij de deur al op te wachten; hij had geen geduld met laatkomers. De ruimte die je binnenkwam was van hem, er ging gewerkt worden. Veel leerlingen vonden dat nogal dikdoennerig. Ik vond het geweldig. Een docent die mijn lievelingsvak bloedserieus nam, mijn grillige passie reflekteerde zich bij hem in Protestantse toewijding.

De les begon. Hij deelde een tekening uit, een spotprent. Hij begon te vertellen. Over Opland. De Cuba-crisis. Het eerste Kabinet Lubbers. De werkeloosheid in de Rotterdamse haven. De Club van Rome. De oorzaken van de eerste wereldoorlog. Het interbellum. De Amerikaanse burgerrechtenbeweging na de tweede wereldoorlog. A-chronologische associaties bij de inspirerende lessen die ik volgde.

Wat dreef hem? Was het zendingsdrang. Ons iets van historisch besef meegeven? Passie voor het verleden? Burgerschap? Ik volgde de lessen in de tijd dat de les geschiedenis niet de politieke lading had die het nu wel heeft. Ik denk dat trots hem voortstuwde. Trots over dat prachtige vak dat hij had, trots dat hij leerlingen waarvan de meeste niet intrinsiek gemotiveerd waren toch meekrijg in zijn verhaal.

Geschiedenis anno nu is hotter dan ooit. Iedereen bemoeit zich er mee. En deze waardering zegt iets over ons. Wij als gemeenschap. Het gedeelde verleden blijkt helemaal niet zo gedeeld. Er blijken pijnlijk verborgen geschiedenissen te zijn. Er zijn oude communities die hun historische plek opeisen, er zijn nieuwe communities die hun geschiedenis maken. Geschiedeis is een ander woord voor respect geworden. Kijk naar mijn geschiedenis en je kent mijn pijn. Kijk naar mijn geschiedenis en je weet wie ik ben. Respecteer mijn geschiedenis en dan kunnen we verder praten. Het nationale verhaal heeft plaatsgemaakt voor het fragmentarische verhaal, de geschiedenis een grote grabbelton waar een ieder naar believen zijn eigen ideniteit uit plukt. Zoeken we trots, dan vinden we trots. Zoeken we trauma dan vinden we trauma. Het is ver afgedwaald van de les bij meneer van Der Linde. Hij verlangde meer afstand van ons.

Maar wij. Wij klampen ons vast aan het verleden zoals een drenkeling zich vastklampt aan een stuk hout.


Ik wil het over de kracht van het vak hebben voor het VMBO. Toen ik bij de presentatie van de canon van de Nederlandse geschiedenis in het Openluchtmuseum de burgemeester van Arnhem tegen het lijf liep, Ahmed Marcouch, was het eerste wat hij tegen me zei dat hij vond dat geschiedenis een verplicht vak op het VMBO zou moeten zijn. De stelligheid waarmee hij het zei maakte zo’n indruk op me dat ik niet verder durfde te vragen. Daarnaast moesten we snel door naar de zaal voor de presentatie van de canon. Toen bekend werd gemaakt dat verzetsstrijder Anton de Kom een venster was, ging er een zucht door de zaal, en de eerste vraag van een journalist was of met de Kom dit ook de eerste Surinaamse vertegenwoordiging was in de canon,  het antwoord luidde “Ja.”

Later ben ik gaan piekeren over wat hij toen zei. Waarom juist de VMBO’ers? Ik concludeerde dat vmbo’ers het meest baat hebben bij het vak omdat ze net zo hard behoefte hebben als wie dan ook aan historische duiding. Ze krijgen het alleen te weinig aangeboden. Terwijl zij juist de groep zijn waar de geschiedenis het hardst in doorwerkt, zonder dat ze het doorhebben. De energiecrisis, de vastgelopen economie van Schiphol, de oorlog in de Oekraine, de klimaatopwarming, de pandemie; de groep waartoe de VMBO’er behoren vangen de grootste klappen voor ons op.

Het vmbo is vooral in de grote steden een amalgaam van verschillende culturen. In gebieden waar de schoolpopulatie minder etnisch divers is zie je veel kinderen uit met een andere dan een milieu van hoogopgeleide ouders. Wat ze gemeen hebben is dat ze in heel korte tijd klaar worden gestoomd voor de samenleving. Een hoogopgeleide kan jaren doen over een studie en langzaam richting volwassenheid groeien. Een vmbo’er moet snel en fluks leren en diplomeren om in die grote, complexe wereld aan de slag te gaan. Onderwijs beschermt de hoogopgeleiden, onderwijs jaagt de anders opgeleiden op. Het is onverantwoord om ze met zo weinig historische bagage al zo jong de wereld in te sturen. Ze moeten beter bijgelicht worden, heldere denklijnen voorgeschoteld krijgen en verwend worden met een trommel vol beklemmende, spannende verhalen die waar zijn gebeurd.

Het heden kan onrustig en weinig veelbelovend aanvoelen. De veranderingen zijn groot.

Het VMBO kampt met een slechte reputatie; het zijn de incidenten die de media bereiken. Minderhedenproblematiek raakt de leerlingen persoonlijk, dat ze het zich aantrekken is begrijpelijk. De grote vraagstukken van het bestaan lijken boven hun hoofd te worden afgespeeld. Men vraagt zich af wie er aan de touwtjes trekt. Is het Soros? De Illuminati? Een ziedende God? Of het verpletterende Niets. Ze komen uit gezinnen met migratiegeschiedenissen, maar ze weten zo weinig. Die onwetend, daar hebben we als samenleving debet aan. Wie kende tot een paar jaar terug Anton de Kom? Een enkele wetenschapper, of de lezer van Slaven van Suriname. Inmiddels zijn we hard bezig om migratiegeschiedenissen te vertellen in romans en in het theater. De meerstemmigheid van Nederland vertaalt zicht naar artistieke productie. Tegelijkertijd is het venster Gastarbeiders van de Canon van Nederland een van de minst bezochte. Te weinig sexy. Ik vermoed dat hier werk aan de winkel is.

De geschiedenisles bedient zich van verhalen om de stof over te brengen. Uit ervaring weet ik dat vmbo’ers makkelijk initiatief nemen als ze zich artistiek uitgedaagd voelen. Je kan snel met ze aan de slag. De les geschiedenis kan bijdragen aan burgerschap door de morele dillemmas van toen over te hevelen naar het nu maar dan dienen ze wel goed verteld te worden.

Ik hing aan de lippen van Van der Linde omdat hij me iets vertelde over hoe het was gegaan, hoe het had kunnen gaan en waarom het toch niet zo was gegaan. Het ging over grote processen als oorlog en vrede. Het ging over muizenissen. We besteedden veel aandacht aan de vredesonderhandelingen bij Versailles, waarmee het wapengekletter van de loopgraven werd beslecht. Ik zat in de Mavo toen hij dit behandelde. Ik herinner me de foto van de mannen van de Westerse mogendheden gekleed in lange zwarte jassen, met de hoge hoed op.

Wat ik leerde is dat vrede niet de voortzetting van oorlog mag zijn. Wie aan de onderhandelingstafel gaat zitten maakt een grote fout als hij erop uit is om de verslagene te vernederen. Duitsland werd door Frankrijk gedwongen herstelbetalingen te aanvaarden die het onmogelijk kon betalen. De hele wereld wist het maar het werd toch gedaan. Witte mannen die vanuit persoonlijke grieven de Duitsers wel even een lesje zouden leren. Voorzetting van oude politiek met nieuwe middelen. Dat moest wel misgaan. En het ging mis. Meneer van der Linde spande de boog over een aantal lessen en bracht ons naar de beurskracht die op zijn beurt er weer toe leidde dat de hyperinflatie in Duitsland werd aangejaagd en daardoor de prille democratie in elkaar klapte en zo de weg effende naar populisme en extremisme, zijn naam is Hitler.

Geschiedenis gaat dus over morele dilemmas en morele dilemmas raken aan het hart van ons leven. Het gaat over rechtvaardigheid, over lage emoties, over grote ambities. Bij geschiedenis staat iets op het spel. Leven en dood. En die vmbo’ers weten dat donders goed want hun ouders komen van ver, voortgestuwd door historische processen als migratie, slavernij, economische crisis en emancipatie. De sociale verheffing is een urgente aangelegenheid. Ze weten dat gezondheid fragiel kan zijn omdat deze groep ongezonder leeft, ze weten dat geweld op de loer kan liggen omdat ze opgroeien in werelden waarin geweld nooit ver weg is. Gevoelesmatig weten ze dat ze historische wezens zijn, omdat ze al jong hebben gezien wat ontworteling, gemankeerde identiteit en zoektocht naar geluk teweeg kan brengen. Ze zijn migratiegeschiedenis.

          De geschiedenisles gaat ook over emancipatie. En emancipatie hangt nauw samen met gemeenschapsgevoel. Solidariteit.

Kijk ook naar de assertiviteit van de dames in de klas. Opstandig. Zelfbewust. Idealistisch ook omdat ze hebben gezien hoe slecht er wordt omgegaan met de zwakkeren in de samenleving, als je in de zorg gaat, of jongerenwerker, of ondersteuner van mensen met een beperking dan ben je in contact met de mensheid zoals die is: laverend tussen hoop en wanhoop, elke dag opnieuw. En elkaar helpen is belangrijk want je hebt elkaar altijd wel een keer nodig. Ik ben er erg voor om al die dissonante stemmen die ze meebrengen te laten klinken in de klas. Het vak geschiedenis heeft behoefte aan kleur, heeft behoefte aan reuring, heeft behoefte aan opstand omdat de geschiedenis zelf er een is van reuring, opstand en klimaatverandering. Die jongen mensen, die weten zoveel omdat ze weten waar de klappen vallen. Laten we hun verhalen horen om het historische verhaal scherper aan te zetten.

Ik kies ervoor om altijd te beginnen met het verhaal van de student wanneer ik wordt gevraagd om een lezing te geven. Dan stapje voor stapje neem ik ze mee mijn wereld in en kom ik uit bij de poedels kern van mijn betoog, trekken we gezamenlijke conclusies en gaan we voor debat. Ik leg niks op. Dat hoeft ook niet.

En wanneer we de geschiedenis bestuderen dan gaat het allang niet meer over het verhaal van de overwinnaars, het is langzamerhand verschoven en maar goed ook naar het verhaal van de onderdrukten, van zij die hun geschiedenis niet hebben kunnen schrijven. De mensen zonder stem. Hoe vertel je het verhaal van iemand die zijn verhaal niet mocht vertellen? Ik zie een les voor me over muziek, over rythme en blues, over slaafgemaakten die elkaar verhalen vertellen, Anansi de Spin, over Abdelkrim el Khattabi die in Marokko voor zijn volk vocht en die werd toegezongen door de vrouwen op het veld. De thema’s van de tijd worden zingend verklankt. Hiphop is het verslag van een onderzoek naar waargenomen feiten die subjectief worden beleefd. Ik zie leerlingen die zelf de onderwerpen aandragen waarmee leerkrachten aan de slag kunnen gaan. Het vak is onuitputtelijk, wat je erin stopt komt er dubbel weer uit.

Waarom is de geschiedenisdocent een poortwachter? Dat is om dat diepe appel dat de geschiedenis doet op ons geweten, op onze moraal en op onze democratische weerbaarheid.   

Ik geloof dat het vak geschiedenis het enige vak is waarvan de toegevoegde waarde meteen meetbaar is wanneer de leerling het lokaal verlaten heeft. Wie eenmaal heeft gehoord over de woedende mensenmassa die de Bastille bestormt omdat hun hongerige magen samenvallen met een nieuwe politieke wind die is gaan draaien, begrijpt waarom jongens op tractoren sprongen om snelwegen af te zetten. Vanwaar komt die honger naar revolutie? Wat wordt er gewonnen? Wat wordt er verloren? En wanneer is de overwinning bereikt? Jongeren kunnen daar heel goed zelf over nadenken.

Laat ons net als Herodotus, de oervader van de historiek, verslag doen van ons onderzoek en ons verwonderen over de verscheidenheid die in de klas komt. Herodotus, trotse Griek, verwondert zich over de volkeren die de Griekse wereld omringen en inspireren. Hij laat zien dat we niet alleen zijn op aarde.

Laten we net als Herodotus gaan naar een wereldgeschiedenis waarin aandacht voor de verschillende fasen waar culturen doorheen zijn gegaan hun volle waardering krijgen. Ondanks verwoede pogingen blijft het geschiedsonderwijs eurocentrisch. Hoe zit het nou met de Indiase beschaving? De beschaving van de Azteken en de Mayas? De grote Afrikaanse imperia, zoals de Songay. Wat zou het geweldig zijn als we leerden over de beschaving van de Abbasieden in het Midden-Oosten waar de kalief Haroun el Rasjied verkleed als bedelaar tussen de mensen ging om te peilen wat er in de straten van Bagdad leefde. Geschiedenis is het enige vak dat een humanistisch geladen, laat we dan durven wereldgeschiedenis te schrijven. Dan voelt de leerling zicht gestimuleerd om zijn verhaal bij te dragen. Onze wereld polariseert en botst, en dat is van alle tijden. Hoe gingen die beschavingen met elkaar om? Het is jammer dat we bij de farao’s dat deel van de wereld verlaten om er pas terug te komen bij nine-eleven.

 We durven sommige stof niet te bespreken uit angst voor gedoe. Maar angst mag niet onze drijfveer zijn. Onze drijfveer is jonge mensen helpen vorm te geven aan hun wereld, met behulp van geschiedenis. Maar voelen leerlingen zich in een hoek geduwd omdat bepaalde thema’s associties oproepen met islamofobie, discriminatie, racisme en militair geweld dan zal de reflex er een van afwijzing zijn. Wie zich afgewezen voelt wijst af.

Reden waarom leerlingen heftig reageren op maatschappelijke thema’s die aan hun cultuur raken is omdat ze die instinctief willen beschermen. En dat vind ik een nobel iets. Het is het begin van een gesprek, zoals het gesprek wordt bedoeld door Fred Moten in zijn Undercommons, waarin hij onderwijzers en opvoeders uitnodigt de dissonante stemmen in de klas, de grilligheid van het temperament van jongeren, te verwelkomen, te omarmen om het gesprek over de wereld te kunnen voeren.

 Laten we ze helpen hun eigenheid te beschermen door ze al heel vroeg mee te nemen in het verhaal van hun voorouders, dat toch ook ons verhaal is. Aan de universiteit werd me verteld dat de Middellandse Zee uit elkaar viel omdat de Arabieren er grip op kregen in de oostelijke en westelijke kant. Maar dan laat je buiten beschouwing de beschaving van Andalusie waar Moorse overheersing tot een unieke cultuur kwam die uiteindelijk het onderspit delfde tegen de katholieke vorsten. Dankzij die beschaving kwamen al vroeg de meest verukkelijke etenswaren naar Europa, zoals couscous, suikerriet, saffraan en citroen. Als ik dat verhaal heb gehoord in het eerste jaar, dan zal ik in het vierde jaar ook zeker minder emotioneel en meer rationeel me begeven in het mijnenveld van het Midden-Oosten conflict. Er is een voorgeschiedenis opgebouwd, we weten waar we vandaan komen.

          Er liggen nog zoveel verhalen op ons te wachten.

Ik sluit af met mijn favoriete historische dat ik op elke VMBO wel zou willen vertellen. Ik ben er zo door begeesterd geraakt dat ik er een boekje over heb geschreven, reizigers van een nieuwe tijd. Al het reilen en zeilen van de mens zit erin. Opstand en oorlog. Geboorte en dood. Islam en Christendom. Fortuin en Pech. Migratie en terugkeer. Het verhaal van Jan Janszoon die geboren werd in Haarlem tijdens de Opstand, kaapvaarder in dienst van de Prins van Oranje werd, na de vrede met Spanje niet meer aan de bak kwam, verkaste naar Algiers in het Middelandse Zeegebied en zich aansloot bij de marine van de Turken waar  hij onder de naam van Murad Rais zou uitgroeien tot een van de beruchtste renegaten, want zo werden ze genoemd, van Europa. Hij kaapte op Ierland en Ijsland en zijn zoon vertrok met de Koran onder de arm naar Amerika.       

Dit is een verhaal dat gaat over de meerstemmigheid van de geschiedenis, het dragen van vele tulbanden, pardon, identiteiten en hoe in een mensenleven je twee, drie, vier, vijf transformaties kan doormaken, ten dele bepaald door eigen wil, veel bepaald door politiek en economie. Jan Janszoon zou uiteindelijk overlijden in Marokko. Een Hollandse paradijsvogel die turbulente tijden in zich verenigde; Ik kijk naar de VMBO’ers en ik zie veel paradijsvogels.

Advertentie