Adbul Chalid Salim over het gevangenkamp Boven-Digoel

In 1973 publiceert Abdul Chalid Salim een boek over het gevangenkamp Boven-Digoel. In dit kamp op Nieuw-Guinea (Irian-Djaja) worden Indonesische politieke gevangenen geïnterneerd tijdens het Nederlandse koloniale bewind. Salim verblijft 15 jaar in het kamp als politiek gevangene:

Zo zouden populaire figuren als onze latere vice-president, drs. Mohammad Hatta, en de bekende staatsman Soetan Sjahrir naar Digoel worden verbannen. En zo zou dit oord dan terecht de rol van “bakermat van de Indonesische onafhankelijkheid” vervullen!
De benaming aan onze voorstrijders door de Nederlandse militairen, het plaatselijk bestuur, het politie- of gevangenispersoneel gegeven, liep nogal uiteen. Ze varieerde vooral in de gevangenissen van “tuig”, “bandieten”, (…) tot “bendeleden” en “agitatoren”. Te Boven-Digoel werden we weer “staatsgevaarlijken”, “extremisten” of kortweg “communisten” genoemd. Deze laatste benaming was natuurlijk geheel foutief, omdat de Hollanders maar ál te goed wisten, dat wij, Digoelisten, uiteindelijk voor minstens 40% uit nationalisten bestonden. Maar het klonk voor de buitenwereld nu eenmaal aannemelijker alle geïnterneerden communisten te noemen. Bovendien trachtte men zo de vele miljoenen in de archipel wonende islamieten hierdoor enigszins te verzoenen met het bestaan van het ballingsoord. De vrees dat wij ooit nog eens door deze of gene als Indonesische vrijheidsstrijders zouden worden gezien, noodzaakte de koloniale machthebbers ons tegenover het grote publiek steeds als ongewenste “extremisten” voor te stellen. Het was dan ook voor ons in die tijd (…) moeilijk, zo niet onmogelijk, om de Hollanders duidelijk te maken, dat onze revolutie in wezen een algemeen volksontwaken inhield.

Advertentie