Als de drank is in de man…

Beschrijving in een Veghelse schepenakte uit 1546 over vermeende krijgsdienst van een Veghelaar in het leger van Maarten van Rossum.

In de hoogkamer van het huis van Joris Hanrick van Oisterwijk in Veghel zitten verschillende mensen te drinken. Er ontstaat onenigheid tussen Dirck Luybarts en Goert die Becker. Goert reageert heetgebakerd op ene Dirck Luybarts wanneer die niet direct ingaat op de bewering van Goert’s zwager Willem dat hij nog een schuld te vereffenen heeft. Goert probeert Dirck met zijn bijl te raken. Die ontwijkt, waardoor Lucia, huisvrouw van Joris Hanrick Joris van Oisterwijk geraakt wordt. De mensen vluchten het huis uit. Goert richt vervolgens vernielingen aan in de kamer en gaat achter Dirck Luybarts aan. Hij komt later terug bij Lucia en vertelt dat het hem spijt wat hij haar heeft aangedaan. Joris Hanrick van Oisterwijk verklaart dat hij heeft horen zeggen dan Goert de Becker (in de Gelders-Brabantse oorlogen) heeft gevochten voor Maarten van Rossum.

Gedateerd: 14-03-1546

Vertaling:

De schepenen van Veghel verklaren dat voor hen verschenen zijn Joris soene wylen Hanrick Joriss en zijn vrouw Lucia, inwoners van Vechel. – Joris Hanricxs verklaart onder ede dat Goert die Becker eertijd ‘vechtende was’ met Danelt, knecht van Ygrams van Achellen, en Danelden verwondde ‘in synen rugge, in den dore van synen huyze’. Joris zei toen tegen Goerden ‘Waerom slaet ghy den goeden gesel soe seer,” ende dat hij Jorissen voirs(eyt) om die worden wonden voer syn vorste dore in syn hoeft’ daer Goert voirs(eyt) hem deponent egeen emende aff gedaen en heeft. Verder verklaart hij dat voornoemde Goert ‘gezien was drinckende op Joris voirs(eyt) hoegecamer’ met verschillende personen, ‘die twistige worden mit hem cregen, alsoe dat die andere van Goerden ewech vloeden vanden cameren vlyende heeft Goert voers(eyt) gehouwen ende gekerft op die camer in die tafel ende anderssins. Ende dat Willem die Cremer, swager Goerts voirs(eyt) is comen totten erffgen(amen) Thonis Hanricx Daneltss, die saten ten huyse Joris voirs(eyt), dair Goert die Becker oyck sadt drinckende, ende dese Willem sede totten v(oir)s(creven) erffgen(amen) “Ick heb Thonissen geleent een schaneleyn stocxken in syn leven dat begeerden hy betaelt te hebben. Dat een genaemt Dirck Luybaerts sede “My dunct dat ons voertaen alle die van Vechel manen sullen bennen wij ow yet sculdich, soe spreect mit recht.” Dat Goert voirs(eyt) doen sede “Ick sal ow leeren rechten.” Dat Goert doen nam een byl in syn hant ende sloech na Dircken ende dat dair tusschen hen Dirck eweck weeck, ende Lucia, huysf(rouw) Joris voirs(eyt) creech den slach mitten huyze vanden byl op haer hoeft, ende dat hij wel eertyts heeft hoeren seggen dat Goert die Becker by den toch van Marten van Rossem is geweest.’ – Voornoemde Lucia verklaart onder ede dat zij het eens is met de verklaring van Joris, haar man. Behalve dat toen Goert die Becker ‘worden had mit Danelden op Ham, dat Goert doen een byl nam ende worp dat byl doer dat venster.

Advertentie