Bertha neemt de trein

Bertha Pappenheim reist in 1923 door Duitsland. In een brief beschrijft ze wat haar overkomt tijdens een treinreis:

Ik stapte in Eberstadt over naar Pfungstadt. De vierde-klaswagon was overvol;
een arbeider stond voor mij op. Ik zag een roodharige Jood die midden in de wagon verwikkeld was in een luid gesprek. Er lagen twee pakketten naast hem op de grond, zijn meetstok had hij in zijn laars geduwd. Hij werd vijandig toegesproken van alle kanten, zijn antwoorden in het Jiddisch [= Duits-Joodse taal] riepen een woedend gelach op.
“Wat betaalden wij voor aardappels in vredestijd1?” vroeg de grootste pester.
“Drie mark voor honderd pond aardappels”, riepen de anderen in koor.
“Wat betaalden we voor de stof voor een schort (één meter)?”
“80 pfennig2.”
“En deze smerige Jood vraagt ons vandaag honderd pond aardappelen voor één meter stof!”

noot 1 In 1923 bezet Frankrijk het Duitse Ruhrgebied nadat de Duitse regering tijdelijk de herstelbetalingen heeft stopgezet.
noot 2 100 pfennig is één mark, de Duitse munt in die tijd.

Advertentie