De Nederlandse jurist J. Huyts brengt in 1935 twee maanden in Moskou door op uitnodiging van een sovjetorganisatie. Na zijn reis schrijft hij het boek: Nieuwe mensen in Moskou. Daarin noteert hij een volksliedje dat in die dagen gezongen wordt in Rusland
Bij Lenin heb ik het gelezen,
Bij Stalin heb ik het gelezen,
Dat er de weg van de kolchozen
Voor het dorp is best gekozen.
Aan tafel wij zaten,
Vleesbroodjes aten.
Toen sloeg de radio aan
En luisterden we allen saam.
Als het doek gespannen wordt,
In de leeszaal gehangen wordt,
Gaan de oude oudjes ook
Mede naar de bioscoop.
‘k Eet met een lepel, eet van een bord,
Hebben de cultuur afgezien.
Straks beginnen we de dors
Met een nieuwe dorsmachien.
Op het kerkhof krast een uil,
Boven ’t dorp is ’t donkre nacht.
In ’t geniep, vanwaar hij schuilt,
De koelak, boos nog te schaden tracht.
Laat de luiaard smaad verduren,
’s Zomers van de wind geleefd,
Moet hij ’t eind van ’t jaar bezuren,
Dat hij lucht in handen heeft.
’n Kaarsje branden doe ik niet,
Bidden daarin zie ‘k niets.
Ilja de profeet wil ‘k niet zien,
Maar de lamp van Iljits. (=Lenin)