Bismarck stelt gerust

In 1873 schrijft de Britse ambassadeur in Berlijn, Lord Odo Russell, een brief naar de Britse minister van buitenlandse zaken, Lord Granville:

Berlijn, 11 februari 1873


Beste Lord Granville,


Vorst Bismarck vroeg me vanavond na het diner om met hem een pijp te roken in de salon. In de eerste plaats wilde hij mijn medewerking verkrijgen bij het weerleggen van laster. Het was hem ter ore gekomen, dat de koningin van Holland1 die, om onbegrijpelijke redenen die alleen zijzelf kende, een fervent tegenstandster was van Pruisen en van de Duitse eenheid, erin geslaagd was tijdens haar talrijke reizen naar Engeland het idee te verspreiden dat Pruisen van plan was Nederland te annexeren met het oog op het verkrijgen van kolonies en een vloot voor Duitsland.
Hij (Bismarck) verlangde noch naar kolonies noch naar een vloot. Kolonies zouden in zijn opinie alleen zorgen voor verzwakking, omdat kolonies alleen verdedigd konden worden door een sterke vloot. Duitslands geografische positie vereiste niet dat zij zich zou ontwikkelen tot een sterke maritieme macht. Een vloot die kon wedijveren met die van Oostenrijk, Egypte, Holland of misschien Italië en nauwelijks met Rusland zou voldoende zijn voor Duitsland. Maar het zou voor Duitsland niet interessant zijn zo lang zij geen kolonies had waarmee zij kon rivaliseren met maritieme machten zoals Engeland, Amerika of Frankrijk. Veel kolonies waren hem aangeboden, hij had ze afgewezen en wenste alleen kolenstations die hem waren toegewezen door verdragen met andere landen. Duitsland was in zijn opinie nu groot en sterk genoeg.

noot 1 Prinses Sophie van Württemberg, koningin van Nederland, was de vrouw van koning Willem III.

Advertentie