Brief, gericht aan een Egyptische boer, die ook schrijver is:
Ik heb gehoord dat je je schrijfwerk verwaarloost en liever op het land werkt. Heb je dan niet bedacht hoe een boer er aan toe is als de belasting vastgesteld wordt? De slang heeft de helft van het graan al weggesleept en het nijlpaard heeft de andere helft opgevreten. Het wemelt van de muizen op het veld, de sprinkhaan valt er op aan, en het vee vreet maar door. De mussen maken de boeren arm. De rest van de oogst wordt gestolen door dieven. Dan landt de schrijver op de oever en gaat de oogst registreren, samen met belastingambtenaren en gewapende politiemannen. Ze zeggen: ‘Geef op het graan’, maar er is niks. Ze slaan hem in elkaar. Hij wordt vastgebonden en in de put gegooid, en gaat kopje onder. Zijn vrouw en kinderen worden voor zijn ogen in de boeien geslagen. Zijn buren maken zich uit de voeten. Maar een schrijver controleert ieders werk en hij hoeft geen belasting te betalen. Het is maar dat je het weet.