Kolonist William Hilton schrijft direct na zijn aankomst in Amerika in november 1621 in een brief aan zijn neef:
Toen we aankwamen in New Plymouth, in New England, troffen we al onze vrienden en kolonisten in goede gezondheid (…). De indianen om ons heen zijn vreedzaam en vriendelijk; het land is heel plezierig en gematigd, en biedt uit zichzelf, van nature, een enorme hoeveelheid fruit, zoals wijnranken die in diverse soorten in groten getale aanwezig zijn. (…) Beter graan dan de indiaanse maïs kan niet worden gevonden, zeker niet geplant in grond die zo is als je zou wensen. We zijn allemaal eigen grondbezitters; we hoeven geen huur te betalen; en al deze goede zaken staan tot onze beschikking, wat en in welk seizoen we ook maar willen. (…) Ik verzoek je vriendelijk ervoor te zorgen dat mijn vrouw en mijn kinderen hierheen komen, waar ik zou willen dat al mijn Engelse vrienden zouden zijn.