Ambrosius Keller werkte als chirurgijn voor de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Azië.
In 1792 was hij gevestigd op Decima. Decima was een waaiervormig eiland in de haven van de stad Nagasaki in het zuidwesten van Japan. Dit eiland was sinds 1641 een Nederlandse handelspost. De Nederlanders waren de enige buitenlanders die door de Japanners werden toegelaten in hun land. Tijdens Kellers verblijf op Decima werd het naburige schiereiland Simbara, het huidige Shimabara, getroffen door een reeks aardbevingen, die duurden van 10 februari tot 21 mei 1792.
Vuur en stenen
Al in de winter van 1791-1792 begon de vulkaan op het schiereiland sterk te roken. Op 10 februari kwam er kortstondig meer leven in de vulkaan, en op 27 februari spoot hij vuur en stenen uit. Binnen een paar dagen stonden ´veele mijlen lands´ in brand, schrijft Keller. Ondertussen beefde de aarde op 21 april ´des avonds omtrent 10 uur´ heel erg hevig. Die beving bleef niet beperkt tot het schiereiland, maar strekte zich ook uit over omliggende gebieden.
Keller voelde de aardbeving ook op Decima. Het sterkst getroffen werd Simabara. De enorme aardschok liet mensen neervallen ´als van een bliksemstraal getroffen en lagen onbewegelijk´. De paniek was groot, maar uiteindelijk viel de schade mee. Toch bleef de aarde onrustig.

De grote aardbeving
Op 20 mei ´ontstond er eene aardschudding die langer als anderhalf uuren aanhield, en immer heviger wierd.´Huizen werden weggevaagd, het angstige geschreeuw van de inwoners en gehuil van beesten was niet van de lucht. Toen volgde een ´allerijselijkst geluid in de lugt, daarbij was ’t even als of er veele stukken kanon te gelijk gelost wierden. Tegelijk scheurde de aarde, berge barstten en groote stukken rots vielen er af, rollden over huizen en menschen heen en sloegen alles ter neer wat in hun weg was.´
Toen ook de berg Maijamma barstte en in zee stortte was een tsunami niet meer tegen te houden. ´Tegelijk verhief zich de zee en goot woedend baaren over het land heen. Deeze ontmoette die stroomen die uit de berg kwamen; net op de straaten van Simabara troffen zij te zamen, vernielden en spoelden alles weg, zoo dat bijna geene spoor van deeze ongelukkige stadt overbleef´ . Het kasteel van Simbara was het enige gebouw dat de ramp overleefde. Ongeveer 100 mensen die daar hun toevlucht gezocht hadden, bleven in leven. ´Zoo wierd deeze van te vooren bloeijende en volkrijke streek lands in weinig oogenblikken eene woestijn – een poel, opgevuld met lijken en krengen.´
Vanuit het kasteel zag de plaatselijke vorst de hele tragedie zich voor zijn ogen voltrekken. Keller beschrijft hoe hij van een ´gebiedende vorst´ in een paar minuten ´een armzalige bedelaar´ was geworden. Hij overleefde deze persoonlijke ramp niet. Na de aardbeving en de tsunami volgde een hongersnood. Het meeste voedsel was verbrand en de etenswaren die niet verkoold waren, lagen onder een dikke laag as. Diezelfde as bleef ook in de lucht hangen en zorgde ervoor dat het een paar dagen donker bleef.
Keller besluit zijn verslag met het noemen van het aantal doden dat door de aardbeving was gevallen: in ieder geval 53.000 mensen kwamen om. Maar ook toen was dit erg lastig aan te geven: ´De doodlijsten meerderen nog dagelijks, en men spreekt van meer dan 200.000 verongelukten over ’t algemeen.´
Via de link kom je bij alle pagina’s van de brief.