In de kloosterregels van Benedictus van Nursia (480-547) staat het volgende over de toelating van nieuwe monniken tot het klooster:
Als iemand monnik wil worden, moet dit niet te makkelijk gemaakt worden. Zoals de Apostel zegt: “Test of de geesten uit God komen.”
Als de nieuwkomer blijft aankloppen en na vier of vijf dagen nog steeds geduldig omgaat met de onvriendelijke behandeling en weigering, mag hij binnenkomen. Eerst verblijft hij enkele dagen in het gastenverblijf. Daarna gaat hij naar de woonruimte voor novicen (beginnende monniken), waar ze les krijgen, eten en slapen.
Een ervaren oudere monnik wordt verantwoordelijk voor hun begeleiding. Deze moet weten hoe hij hun zielen kan winnen en hen goed in de gaat houden. Hij controleert of de kandidaat echt God zoekt, of hij ijverig is in het werk voor God, of hij gehoorzaam is en of hij nederig kan zijn tijdens beproevingen.
De begeleider moet de kandidaat duidelijk maken dat de weg naar God moeilijk is. Na twee maanden wordt de hele Regel (kloosterregels) aan hem voorgelezen met de boodschap: “Dit is de wet waaronder je wilt dienen. Als je deze kunt volgen, kom dan binnen. Zo niet, vertrek dan in vrijheid.”
Als hij volhoudt, gaat hij terug naar de novicenruimte voor een nieuwe proefperiode. Na zes maanden wordt de Regel opnieuw voorgelezen. Als hij nog steeds wil blijven, krijgt hij na vier maanden de Regel nogmaals te horen.
Wanneer hij na goed nadenken belooft alles te volgen en alle opdrachten uit te voeren, wordt hij in de gemeenschap opgenomen. Maar hij moet goed beseffen dat volgens de Regel hij vanaf die dag het klooster niet meer mag verlaten en zich niet meer kan onttrekken aan deze regels. Hij heeft immers na een lange tijd van overweging de vrijheid gehad om te weigeren of te accepteren.