Tijdens hun militaire dienstplicht moesten alle jongemannen uit Athene een eed afleggen om het burgerschap te verwerven. Aristoteles (384-322 v. Chr.) geeft deze eed weer
Ik zal de wapens niet onteren; mijn kameraad, met wie ik samen strijd, zal ik niet in de steek laten. Ik zal strijden voor de heiligdommen van de goden en voor alles wat de mensen heilig is, zowel alleen als gezamenlijk. Het vaderland zal ik niet zwakker doch sterker en machtiger achterlaten, als ik zou sneuvelen. Ik zal gehoorzamen aan de rechters en aan de bestaande wetten en aan alles wat de meerderheid met inzicht besluit. Wanneer iemand de wetten wil omverwerpen of daaraan niet wil gehoorzamen, zal ik het niet toelaten en ik zal me […] daartegen verzetten. […] De goden zijn mijn getuigen.