Een Amerikaanse soldaat, die van juli 1969 tot juli 1970 in Vietnam gevochten heeft, vertelt later over zijn thuiskomst in de Verenigde Staten.
Maar ik deed ook iets heel vreemds. Ik had een kleine .22 (= een pistool). Iets dwong me ertoe om die op het politiebureau in te leveren. Dat was maar goed ook. Omdat ik op een dag echt woedend werd op mijn vrouw. Ik trok mijn gevechtskleding aan en hing een ijshouweel aan mijn zij.
Toen ik haar niet kon vinden, vernielde ik het hele huis. Een paar mensen hebben de politie gebeld, maar die kon mij niet vinden. Ik was heel soepel het huis uitgeglipt en ik ben de straat overgestoken, naar een stel hoge struiken. Het was donker en slecht weer en ik sloop verder op de manier die ik in Vietnam had geleerd. Ik had een gevoel alsof ik altijd maar door kon blijven vluchten. Maar na een halfuur koelde ik wat af. Ik kwam de struiken uit en ging terug naar huis. De buren zeiden dat ze niet snapten wat er met me aan de hand was. De politie
bracht me niet naar de gevangenis, maar naar het ziekenhuis, waar ze me vier dagen in de psychiatrische afdeling hebben gehouden. De psychiater zei me dat ik te veel van mijn vrouw hield. Hij zei niets over Vietnam.