In het dorp Makrushino in 1930 is Evgenii Gerasimov getuige van de volgende scène: een man neemt een koe bij de horens en wil het dier naar de kolchoz brengen. Een boerin, de eigenares van de koe, trekt aan de staart en roept dat ze het beest niet wil afgeven. De boer, haar echtgenoot, staat er zonder wat te zeggen naar te kijken. Dan schrijft Gerasimov
Hij (de boer) wilde er niet bij betrokken raken. Hoewel hij zich al had aangesloten bij de kolchoz had de ronselaar uit de stad hem al aangenomen voor een belangrijke bouwplaats voor het Vijfjarenplan. Hij had het voorschot en de overeenkomst in zijn zak. Hij was niet verantwoordelijk voor zijn vrouw. Wat kan je beginnen met die vrouwen? Iedereen weet het, ze zijn dom, ze missen bewustwording, niets anders dan plattelandsidiotie.
ontleend aan: Sheila Fitzpatrick, Stalin’s peasants, resistance and survival in the Russian village after collectivisation, New York/Oxford 1994, pag. 86