Pieter van Dam, de secretaris van de VOC, krijgt in 1693 van de bewindvoerders van de VOC opdracht een ‘nauwkeurige beschrijving’ van de VOC te maken. Hieruit een fragment over de voorgeschiedenis van de compagnie.
Zolang deze landen (= de Republiek) onder Spaans bestuur hebben gestaan, hebben de inwoners niet naar West- of Oost-Indië mogen varen. Dit waren de gebieden die volgens het decreet van paus Alexander VI toegewezen waren alleen aan Spanje en Portugal, met uitsluiting van alle andere volken. Daarom moesten de inwoners van deze landen zich ermee tevredenstellen dat zij hun schepen alleen naar Spanje en Portugal ter koopvaardij mochten zenden, en niet verder. Wel dreven zij handel op de Oostzee en de landen en rijken die
daarop uitkomen en die van oudsher een zeer grote handel is, vooral in granen en scheepsbehoeften. Net als in hout, wat voor het grootste deel weer hiervandaan naar Spanje en Portugal werd vervoerd om schepen te bouwen en te repareren.