Eisen aan een goed domein

Enkele artikelen uit het ‘Capitulare de Villis vel Curtis Imperii’ (besluiten over keizerlijke landgoederen en hoven), wetgeving van Karel de Grote en zijn opvolgers, uit de 9e eeuw n.C.:

Art. 23 Onze rentmeesters moeten op elk domein beschikken over koestallen, varkensstallen, schapenstallen en stallen voor geiten en bokken. Zij moeten er zoveel mogelijk hebben en zorgen dat zij nooit zonder zijn.

Art. 42 Elk domein moet beschikken over een voldoende hoeveelheid dekens, kussens, hoofdkussens, beddenlakens, tapijten voor tafels en banken, vazen en bekers uit tin, lood, ijzer en hout; haardijzers, kettingen, ketelhaken, beitels, bijlen, te weten houthakkersbijlen, zwikboren, houtsnijmessen en alle andere soorten gereedschap opdat het aldus niet nodig is elders te zoeken of te kopen.

Art. 43 Zij moeten aan onze vrouwenverblijven, zoals is vastgelegd, op tijd en stond werkmateriaal verschaffen, d.w.z. vlas, wol, wede, vermiljoen, meekrap, wolkammen, kaarden, zeep, olie, potjes of andere voor het werk noodzakelijke kleinigheden.

Art. 45 Elke rentmeester moet in zijn district beschikken over goede arbeidskrachten, te weten: ijzersmeden, goud- en zilversmeden, schoenlappers, draaiers, timmerlieden, schildenmakers, vissers, vogelvangers, zeepmakers, mannen die bier, cider en perenwijn en alle andere soorten dranken kunnen maken; bakkers die ons gebak maken; nettenmakers zowel voor de jacht als voor de vis- en vogelvangst en alle andere ambachtslui, te veel om op te sommen.

Advertentie