Engels over zijn vaders fabriek

Friedrich Engels (1820-1859) is de zoon van een textielfabrikant in Manchester. Hij beschrijft wat hij in Manchester ziet tijdens een stage in de fabriek van zijn vader in 1843-1844

Men rekent er feitelijk altijd mee dat arbeiderswoningen gemiddeld slechts veertig jaar bewoonbaar blijven. Dat klinkt vreemd genoeg, als men daarbij de mooie, massieve muren van de nieuwgebouwde cottages ziet, die een levensduur van een paar eeuwen schijnen te beloven. Maar toch is het zo: de krenterigheid bij de bouw, het nalaten van elke reparatie, het veelvuldig leegstaan, de voortdurende snelle wisseling van de bewoners en daarbij nog de verwoestingen die de bewoners – meestal Ieren – in de laatste tien jaren van bewoonbaarheid aanrichten door het houtwerk nogal eens te slopen en voor verwarming te gebruiken, dit alles maakt deze cottages na veertig jaar tot ruïnes. (…)
Soms, in geval van dreigende epidemieën, wordt het anders zeer slaperig geweten van de gezondheidspolitie ietwat onrustig en dan onderneemt zij speurtochten door de arbeiderswijken en ontruimt hele reeksen kelders en cottages, zoals dat bijvoorbeeld met verscheidene steegjes in de buurt van Oldham Road is geschied. Maar dat duurt niet lang; na korte tijd vinden de afgekeurde woningen weer bewoners en de eigenaars staan er zelfs beter voor bij het zoeken naar huurders: men weet immers dat de gezondheidspolitie niet zo gauw terugkomt!
Deze oostelijke en noordoostelijke kant van Manchester is de enige, waar de bourgeoisie zich niet gevestigd heeft, en wel omdat de tien á elf maanden per jaar heersende westen- en zuidwestenwinden de rook van alle fabrieken – en dat is niet weinig – steeds die kant op drijft. Laten de arbeiders maar alleen de rook inademen.

Advertentie