Fabrieksgalmen

Uit een gedicht van de Vlaamse dichter Julius P. Vuylsteke (1836-1903) Fabrieksgalmen

De jongen is op zijn tiende jaar;
Noch lezen, noch schrijven kan hij, voorwaar;
Maar vader wint weinig, en moeder is ziek;
Het kind moet dus mee, naar de fabriek.
Als draadjesmaker1 wordt het geplaatst;
Te midden van ’t werktuig, dat ronkt en dat raast;
‘Ach vader, ’t is hier zo benauwd …’
“Let op!
of anders grijpen de riemen uw kop!”
‘Mijn oog is zo moe; mijn hoofd is zo zwaar …’
“Let op, of de tanden grijpen uw haar!”
‘Ach vader, ik voel mijn armen verlammen.’
“Let op, of ze raken tussen de krammen!”.
De vader gebiedt, het kind zwijgt stil:
welhaast wee weerklinkt een snerpende gil.
Bloed verft riemen en draden rood.
Het kind heeft geleden, het kind is … dood.

1 de taak van een ‘draadjesmaker’ bestond uit het in elkaar draaien van gebroken draden en het schoonhouden van de vloer onder de machines in de fabriek, kleine kinderen konden daar makkelijk onder kruipen.

Advertentie