Harriet Robinson werkt in haar jeugdjaren van 1834 tot 1848 in een fabriek in Massachusetts. In haar memoires schrijft ze:
De meest voorkomende reden om te gaan werken was om een opleiding te kunnen betalen voor een mannelijk lid van de familie. Een ‘heer’ te maken van een broer of een zoon, om hem een hogere opleiding te laten volgen, was een overheersende wens voor veel van de meisjes. Ik heb er velen gekend die elke cent van hun loon, maand in maand uit, aan hun broers gaven, zodat die een beroepsopleiding konden volgen. Ik heb een moeder gekend die jaren heeft gewerkt voor haar jongen. Ik heb vrouwen gekend die jonge mannen, niet hun eigen zoon of familie, naar school lieten gaan van hun loon. Vele mannen danken hun opleiding aan het loon van de meisjes in de fabriek.