In 1781 schrijft de Franse schrijver Pierre-Augustin Caron de Beaumarchais een toneelstuk. De hoofdpersoon, de dienaar Figaro, zegt hierin:
Wat! Omdat u een belangrijke edelman bent, denkt u dat u een groot genie bent! Op welke manier? Hoe bent u de rijke en machtige graaf Almaviva geworden? U hebt de moeite genomen geboren te worden – niets meer! Terwijl de moeilijkheden die ik moest overwinnen meer talenten vereisten dan nodig zijn om een Rijk te besturen. En wat, edelste graaf zijn uw aanspraken op het aanzien, op de pompeuze titels en de onmetelijke rijkdom waar u zo trots op bent en die u bij toeval hebt verkregen?