In 1210 bestormt en plundert een boze menigte het huis van een belangrijke geestelijke in Chartres (Frankrijk). De menigte wordt opgehitst door dienaren van de graaf van Blois-Chartres. In kerkelijke boeken staat over de afhandeling:
Op de zevende dag nadat de heiligschennis was gepleegd gingen de deken1 (wiens huis werd geplunderd) en bijna alle geestelijken in Chartres op audiëntie bij Filips, de grootse koning van de Franken, die al had gehoord van deze misdaad. En daar deden zij hun beklag en verklaarden aan de koning tot in het kleinste detail wie de leiders van de heiligschenners waren, namelijk de provoost, de maarschalk2 en hun handlangers, en de koning raadpleegde daarop zijn adviseurs. Hij verklaarde dat zijn loyaliteit lag bij de deken en de andere geestelijken maar dat hij eerst de zaak zelf wilde onderzoeken voordat hij als rechter kon optreden. De week daarop bezocht hij de kerk in Chartres op bedevaartstocht (…). Toen kwam de dag van Allerheiligen, de dag waarop de deken en geestelijken naar de koninklijke rechtbank gingen en het oordeel van de koning afwachtten. De koning sprak als vonnis uit dat de provoost en de maarschalk zich publiekelijk moesten verontschuldigen bij de deken en bij de kerk van Chartres in het bijzijn van burgers en geestelijken (…) en dat zij vervolgens de schade moesten vergoeden van de plundering (…). En daarna kondigde de koning aan, dat dezelfde misdadigers door hun daden niet alleen de deken en de kerk hadden beledigd, maar ook Zijne Koninklijke Hoogheid en daarom een boete moesten betalen van 3000 pond. De koning bepaalde dat de bisschop hiervan 500 pond moest krijgen, de kerk 1500 pond en de deken 60 pond vanwege de schade die hij had opgelopen. De koning bepaalde daarna dat een derde van de boete (1000 pond) naar de koninklijke schatkist moest vloeien. Daarna bepaalde de koning dat de misdadigers en hun handlangers op een kerkelijke feestdag ontkleed een processie moesten lopen voor de gehele bevolking. Zij moesten daarbij twijgen meedragen zodat zij bij het eind van de processie voor het oog van God en de bevolking getuchtigd konden worden bij het altaar.
noot 1 een deken is een belangrijke geestelijke binnen een bisdom
noot 2 provoost en maarschalk waren in dienst van de graaf