Friezen in industrieel Veenhuizen

Twee Friese vrienden, Tjibbe Geerts van der Meulen, dichter en uitgever, en Hindrik Bosgra, boomkweker, maken rond 1860 een rondreis door de noordelijke provincies van Nederland. Zij bezoeken de moderne textielfabriek in Veenhuizen en laten zich daar rondleiden.

Er werd een jonge vrouw van haar werk weggeroepen om ons een uitleg van het werktuig te geven. Eerst zagen wij hoe de katoen, ruig en onbewerkt in grote balen aangevoerd, in een grote ketel of ijzeren ton gepropt werd. Dan legde men het katoen op een soort mangel, waar een groot aantal raderen het automatisch op grote rollen bracht. Die sponnen dan van elke rol een stuk of vijf draden; op het laatst zo fijn dat er garen van geweven kon worden. En al die wielen, raderen, radertjes, pijpen en roeden, al die beweging verliep werkelijk dankzij water en vuur. Het vuur moest gestookt worden en mannen brachten met kruiwagens steeds maar door turf naar de stookplaats. Waar de stoomkracht begon, was een enorm groot wiel, met in ‘t midden een as, die de hele boel in rep en roer bracht.
Maar, al hoe indrukwekkend en kunstig het allemaal wezen mocht en ons een bewijs van menselijk kunnen gaf, ik geloof dat wij er samen meer plezier aan hadden dan die anderhalf honderd mensen bij elkaar, mannen en vrouwen, die dag in dag uit en jaar in jaar uit altijd moeten staan of zitten om de rollen op te zetten, draad te knopen en te haspelen.

Advertentie