Gedenkboek over Amsterdam en Nederland tijdens den Wereld-Oorlog 1914-1919

Het ‘Gedenkboek over Amsterdam en Nederland tijdens den Wereld-Oorlog 1914-1919’, is een verzameling krantenknipsels, foto’s, pamfletten, aanplakbiljetten, distributiebonnen, brochures en andere getuigenissen van de Eerste Wereldoorlog en het dagelijks leven in Amsterdam tijdens en kort na de oorlog. De verzameling werd in drie plakboeken en drie dozen bijeengebracht door de Amsterdamse assuradeur en koopman Jean Théophile Scheltema (1883-1959), van wie we ook meer persoonlijke stukken aantreffen als zijn lidmaatschapsbewijs van de Vrijwillige Burgerwacht. De verzameling biedt een ‘opmerkelijke getuigenis van het leven in het neutrale Nederland tijdens de ‘Groote Oorlog’.

Scheltema was reeds tijdens de oorlog begonnen met het systematische verzamelen van gegevens. In zijn inleiding in band 1 van zijn verzameling, verhaalt hij hoe hij gedurende de oorlogsjaren alle foto’s, uitknipsels, biljetten enz. los in enveloppen deed. Op deze enveloppen vermeldde hij dan met groot schrift, welk onderwerp de inhoud betrof. Deze verschillende onderwerpen vormden na de oorlog de indeling van zijn gedenkboek. Scheltema erkent dat zijn verzameling hoogst onvolledig is; zijn verzameling is alleen en uitsluitend bedoeld als een herinnering aan ‘onze nakomelingen’,, aan de tijd, zoals hij die nu meegemaakt heeft. Scheltema vervolgt dan met een korte karakterisering van de oorlogsperiode en zijn visie op het een en ander. Zo schrijft hij hoe zijn medeleven en ‘medevoelen’ in ‘deze grote tijd’ min of meer afgestompt raakte. In augustus 1914 was hij nog zeer onder de indruk van de berichten van de eerste gesneuvelden, terwijl hij een paar jaar later met de meest mogelijke kalmte las over moorddadige gevechten, waarbij tienduizenden jonge levens geblust werden door kogels of giftige dampen. Voor de ‘gewetenloze smokkelarijen’ door de ‘o.w.-ers’ (mensen die oorlogswinst maakten), een in die oorlogsjaren bekend begrip, had hij geen goed woord over. Ook laakt hij de instelling van de ‘werkman’ na de oorlog, omdat deze het steeds over zijn rechten had maar nooit over zijn plichten. Scheltema kon zich wel vinden in de kritiek van de werkgevers op de geringe arbeidsprestatie van de werklieden! Het mag volgens Scheltema niet ontkend worden dat deze ‘grote jaren’ ook zeer nodige economische verbeteringen hebben gebracht. Waarop hij doelt, wordt niet vermeld. Het ‘annexionistische drijven’ van België tegenover Nederland zette na de oorlog bij Scheltema – zoals bij vele anderen – kwaad bloed. De sympathie jegens individuele Belgen die bij de persoonlijke nadere kennismaking tijdens hun ballingschap in Nederland was opgebouwd, verdween als sneeuw voor de zon door dit ‘misdadig streven’ van de Belgen.Jean Théophile Scheltema werd op 1 juli 1883 geboren te Amsterdam, als oudste van drie kinderen van Hendrik Jan Scheltema (1853-1931) en Susette Teophania Liotard (1854-1941) (2). Zijn vader was vanaf 1910 werkzaam als ingenieur bij de Dienst Publieke Werken van Amsterdam. Het gezin woonde van 1897 tot 1925 in de Van Eeghenstraat 29a huis en moet dus niet onbemiddeld zijn geweest. Jean verliet het ouderlijk huis in 1915. Samen met zijn vrouw Elisabeth Peck (1887-na 1932), met wie hij in augustus van dat jaar was getrouwd, vestigde hij zich in de Dufaystraat 15 (bovenhuis). Hij was werkzaam als boekhouder en koopman. Gedurende de oorlogsjaren trad hij op als adjunct-directeur van verzekeringsmaatschappij ‘Spaarhuis’ in Haarlem. Deze maatschappij was in 1912 opgericht en specialiseerde zich in het verstrekken van leningen aan particulieren voor het bouwen van een eigen huis. Na het uitbreken van de oorlog in 1914 was Scheltema betrokken bij de oprichting van het Algemeen Steuncomité Amsterdam, waarvan hij penningmeester werd. Het Steuncomité bedeelde gezinnen die wegens werkloosheid of mobilisatie in armoede moesten leven. De gelden kwamen voor een groot deel uit giften van de burgerij. Eind 1918 stelde Scheltema zich beschikbaar als lid van de paramilitaire Vrijwillige Burgerwacht. Deze was opgericht na de revolutiepoging van Pieter Jelles Troelstra in november 1918. Doel was het beschermen van de staatsinstellingen tegen gewelddadige aanslagen, en het terzijde staan van het wettig gezag bij de handhaving van de openbare orde. Nadat het revolutiegevaar was geweken, bleef de burgerwacht op verzoek van de regering bestaan.
Na de oorlog bleef Scheltema werkzaam in de verzekeringen, van 1919 tot en met 1921 als directeur van verzekeringsmaatschappij ‘Kinheim’. Vanaf 1924 was hij tevens werkzaam als makelaar in onroerend goed. In de jaren ’30 liepen de zaken minder goed. Scheltema hield kantoor aan huis en verhuisde vaak, meestal in Zuid, waar hij steeds als onderhuurder bij de hoofdbewoners inwoonde. Zijn huwelijk, dat kinderloos was gebleven, eindigde in 1931 in een scheiding. Hij overleed in 1959 op 76-jarige leeftijd.

Advertentie