Rond 250 voor Christus was een zekere Zenon bestuurder van een koninklijk landgoed in Egypte. Van zijn archief is het een en ander bewaard gebleven, onder andere deze twee lijstjes met zaken die hij moet afhandelen, een soort memo’s dus:
Bij Herodotus informeren naar het geitenhaar. Aan Arminius vragen voor welke prijs hij de mijn gekocht heeft.
Brief aan Dioskurides over het schip.
Met Timaios een overeenkomst over de varkens sluiten.
Een ontwerp voor een verdrag voor Apollodorus klaarmaken en hem schrijven dat hij hem moet overhandigen.
Het schip met wol beladen.
Aan Jason schrijven dat hij de wol van Dionysos aan boord moet nemen en, als zij gereinigd is, stroomafwaarts laten vervoeren; een kwart Arabische wol. Hij moet ook azijn meenemen.
Aan Meliton schrijven dat hij de scheuten van de Bumastos-wijnranken moet planten, die aan Neoptolemos toebehoren, en aan Alkinos dat hij hetzelfde moet doen, als hij daarin toestemt.
Theogenes aanspreken vanwege de twaalf jukken voor de stieren.
Apollodorus en Kallippos betalen.
Van Metrodoros tot aan Athenagoras aanspreken op de jaaropbrengsten.
Aan Theophilos de mededeling van de toestemming en vanwege de stand van de arbeid.
Vanwege het koren aan Iatrokles en Theodoros schrijven, voor het water het kanaal uit is.
(…)
De olijvenpitten in ontvangst nemen.
De olie van Heragoras.
Voor de paarden vier roskammen, vier wollen doeken om in te smeren, vier krabbers en voor Phatres één roskam. De scheuten van de walnootbomen aanschaffen.
De registratie van de stroomafwaarts vervoerde wijn goed opbergen. Voor welk district is deze geregistreerd?
Hermons kind ontvangen.