Getuigenis communistisch zuiveringsproces

Begin jaren vijftig vinden in de Oostbloklanden processen plaats om de communistische partijen te zuiveren. Een van de slachtoffers is de Tsjecho-Slowaakse communistische partijleider Rudolf Slánský. Hij wordt in 1951 gearresteerd en in 1952 ter dood veroordeeld, onder meer voor “spionage voor westerse imperialisten”. Een van de getuigen is Marie Švermová, ook lid van de Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije, die later verklaart:

Na een lange innerlijke strijd, omdat ik me nog steeds onbehaaglijk voelde bij het idee dat gedraai de partij zou helpen, besloot ik een ‘bekentenis’ af te leggen, zodat de voorbereidingen voor het showproces konden doorgaan. Het werd een taak die ik had te vervullen in het belang van de partij. Wij waren sinds onze jeugd getraind om het partijbelang boven al het andere te stellen en alles op te offeren voor de partij, jezelf inbegrepen.
Nadat ik mijn ‘bekentenis’ had opgeschreven, vertelde ik de officier van justitie dat alles wat ik had opgeschreven een leugen was. Ik zei dat ik in de rechtbank zou getuigen volgens wat ik had opgeschreven, omdat ik het een opdracht van de partij vond, maar dat vroeg of laat de waarheid hoe dan ook zou bovenkomen.
Toen wachtte ik wekenlang op de verdere voorbereidingen van het proces, maar wekenlang werd ik niet ondervraagd. Toen begon de tweede fase van het onderzoek, waarbij R. Slánský eruit was gevist als leider van de samenzwering. Dezelfde ondervragers die hem een echte bolsjewiek hadden genoemd (…) dwongen me nu te bekennen dat ik hem had geholpen in zijn misdadige activiteiten tegen de partij en de staat.

Advertentie