Op 28 mei 1932 wordt het laatste gat in de dijk, bekend als ‘De Vlieter’, officieel gedicht. Grietje en Jannes Bosker zijn mee met hun broer Okko die vanaf 1927 als wegen- en bruggenbouwer meewerkt aan de bouw van de Afsluitdijk richting Friesland. Nadat de laatste schep modder wordt gestort, klinken scheepssirenes en stoomfluiten. Grietje trekt snel haar schoenen, kousen en het jasje van haar mantelpak uit, en rent samen met Jannes en een dijkwerker naar de Friese kant. Op deze foto is Grietje links van het midden te zien in wit-zwarte kleding. Dit moment haalt het nieuws in heel Nederland en wordt ook vastgelegd op film.1
Grietje wordt kortstondig beroemd door deze actie. Later vertelt ze in een interview met de Enkhuizer Courant hoe ze het moment beleefde: “De zee stroomde woest door het gat, dus we trokken snel onze schoenen en kousen uit. Ik droeg zijden kousen en een zwart mantelpak.” Ze zag de gasten vanaf hun schepen omhelzen van vreugde: “Ook ik kon mijn tranen niet tegenhouden. Met mijn modderige handen wreef ik over mijn gezicht.”2
noot 1: Kees Kuiken, Bosker, Grietje, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. URL: https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Bosker [16/01/2018] Geadopteerd door: C Vonk.
noot 2: Martin Bril, Heimwee naar Nederland (Amsterdam 2012) 340-342.