Johannes Olivier, directeur van de Landsdrukkerij te Batavia, geeft rond 1827 een beschrijving van het huiselijk leven van de koloniale oudgast (oudgediende in de tropen):
De oudgast komt derhalve omstreeks vijf uur ’s ochtends in een kabaai en een sarong gekleed uit zijn slaapvertrek tevoorschijn. De kabaai is een soort van kamerjapon van katoen of sits; de sarong is een kledingstuk dat in Europa geheel onbekend is, bestaande uit een stuk katoen, gebloemd of geruit, en van gedaante als een wijde zak zonder bodem. Men stapt daar met de voeten in en rolt dit stuk linnen om de lendenen, waarna men de tip in het gewaad zelf stopt, zodat het op een vrouwenrok lijkt. (…) In dit ochtendkostuum wandelt de oudgast met pantoffels, doch zonder kousen op en neer in de galerij of veranda.
(…)
Wanneer hij zich na het bad wel lekker bevindt, scharrelt hij naar binnen en begeeft zich zonder schroom in het genoemde luchtige ochtendgewaad aan tafel, waar een overvloedig ontbijt hem reeds wacht. Het ontbijt bestaat half uit Europese en half uit inlandse gerechten. De voornaamste onderdelen zijn nasi, kerrie, sambal of ander toespijs met gebraden vis, koud vlees, karbonade, eieren en dergelijke.