In de 19e eeuw veroorzaken industrialisatie, bevolkings- en stedengroei sociale problemen. Voor land- en fabrieksarbeiders zijn werkdagen van twaalf uur geen uitzondering. Niet alleen mannen én vrouwen maken lange dagen, ook kinderen doen dat.
In 1874 moet de Kinderwet van Samuel van Houten hier verbetering in brengen. De wet, geïnitieerd door het liberale kamerlid Van Houten, verbiedt fabrieksarbeid voor kinderen onder de twaalf. Zij mogen nog wel thuis en op het veld werken. Oudere kinderen zijn daarmee niet aan werken ontsnapt.
Nauwelijks controle
Het Kinderwetje is de eerste sociale wet die in Nederland wordt aangenomen. In de praktijk blijven jonge kinderen in fabrieken werken, omdat er nauwelijks controle is op naleving van de wet. Pas door de invoering van de Leerplichtwet in 1900 komt er echt een einde aan kinderarbeid. Deze wet verplicht kinderen van zes tot twaalf jaar om onderwijs te volgen.
Via een andere wet – de Arbeidswet van 1889 –komt er regelgeving over arbeidstijden.
Kinderen jonger dan twaalf jaar mogen niet meer werken en vrouwelijke arbeiders en kinderen van dertien tot zestien jaar niet langer dan 58 uur per week en tien uur per dag. Ook is het voortaan verboden om op zondag te werken.

Samengevat staat er
19 September 1874
Wij Willem III, bij de gratie Gods, koning der Nederlanden, enz enz enz
We hebben in overweging genomen dat er maatregelen genomen moeten worden om te veel werken en verwaarlozing van kinderen tegen te gaan.
Artikel 1
Het is verboden kinderen beneden twaalf jaar in dienst te nemen of in dienst te hebben.
De volledige originele wet vind je hier.