Uit de Cahiers des Doléances van de gemeente Saint-Quentin-en-Craye, 1789:
Sire, met de innigste smart zien wij hoe kolossale toelagen worden toegekend aan corrupte en arglistige hovelingen, die zich in de ogen van Uwe Majesteit sieren met de schijn van verdienste (…). Indien u wist, Sire, met hoeveel zweet, met hoeveel tranen het geld doordrenkt is dat in uw schatkist stroomt, dan zou Uwe Goedheid zeker waakzamer zijn voor de schaamteloze eisen van lieden die, in de uitspattingen van de hoofdstad, op één dag de opbrengst van de belastingen van duizenden van uw ellendige onderdanen erdoorheen jagen.
Wij kunnen niet voor ons houden, Sire, dat het de adel is die het grootste deel van de staatsopbrengsten opmaakt. (…) Laat hij (de edelman) Uwe Majesteit en het vaderland gratis dienen en niet meer met een verachtelijke blik toezien hoe de meedogenloze belastinginner onze hutten opspoort en het brood aan de verzwakte handen van onze kinderen ontrukt om zich een rijkdom te vergaren die er alleen toe dient om zijn teugelloze zucht naar luxe te bevredigen.