In maart 1935 publiceert de Duitse schrijver Lion Feuchtwanger een brief in een krant in Frankrijk. Hij schrijft de brief aan de hem onbekende nationaalsocialist die zijn huis in Berlijn heeft overgenomen:
Hoe bevalt mijn huis u, meneer X? Vindt u het fijn er te wonen? Heeft het zilvergrijze tapijt in de bovenste kamers geleden onder het geplunder van de SA-mannen1? Mijn conciërge zocht bescherming in deze bovenste kamers nadat de heren besloten zich op hem uit te leven omdat ik in Amerika was op dat moment. Het tapijt is nogal delicaat en rood is een sterke kleur, die lastig te verwijderen is. (…) En ik vraag me af wat u hebt gedaan met de twee kamers die mijn bibliotheek bevatten. Ik heb gehoord, meneer X, dat boeken niet zo populair zijn in het Rijk waarin u leeft, en dat iedereen die interesse toont in boeken het risico loopt in de problemen te komen. Ikzelf bijvoorbeeld, heb het boek van uw “Führer” [Hitler] gelezen en argeloos gezegd dat zijn 140.000 woorden 140.000 beledigingen zijn voor de Duitse taal. Het resultaat van die opmerking is dat u nu in mijn huis woont.
noot 1 De SA is een paramilitaire organisatie van de NSDAP.