In de elfde eeuw circuleert in West-Europa een Latijnse oorkonde waarin de Romeinse keizer Constantijn de Grote (306-337) bekend maakt:
Wij geven ons paleis en de provincies, plaatsen en steden van de stad Rome, heel Italië en de westelijke gebieden, aan onze zalige vader Silvester, bisschop van Rome en gemeenschappelijke paus. En door ons betrouwbaar, keizerlijk oordeel dragen we dit over in de macht en zeggenschap van hem en de pausen die hem opvolgen. Wij besluiten door deze keizerlijke verordening dat dit alles zo ingericht wordt en wij staan toe, dat al dit gebied afhankelijk blijft van de heilige, Romeinse kerk.