Na de dood van de Spaanse landvoogd don Luis de Requesens in 1576 breekt er muiterij uit onder de Spaanse troepen in de Nederlanden en slaan zij aan het plunderen. De gewesten die trouw zijn gebleven aan Filips II, roepen de Staten-Generaal bijeen. In deze tijd verschijnt een pamflet gericht aan de leden van de Staten-Generaal, dat de gedachte achter de bijeenkomst weergeeft:
Omdat de verdeeldheid en onenigheid tussen de inwoners van het land door het geweld van vreemdelingen ontstaan, de oorzaak is van alle huidige onrust en ellende, is het noodzakelijk tot het inzicht te komen dat er geen andere manier bestaat om de rust te doen terugkeren dan dat we deze onenigheid, twist en tweedracht beëindigen door middel van een goed verdrag en de eenheid herstellen. Dit zal gebeuren indien u, lettend op de ellende van het land, (…) de gelegenheid die zich zo mooi aanbiedt, met beide handen aangrijpt en, alle vrees opzijzettend, de zaak ter harte neemt. Dit om voor eens en altijd een einde te maken aan deze ellendige oorlog, en wel door een vast en bindend verdrag te sluiten met onze buren en broeders van Holland en Zeeland, zonder te wachten tot de Spanjaarden, zodra ze hun aanzien en bewind hebben hersteld, u deze kans ontnemen.