Plinius de oudere is omgekomen bij de uitbarsting van de Vesuvius in 79 na Christus. Tacitus wilde graag weten hoe zijn laatste dagen verliepen. Daarom vroeg hij zijn neef Plinius (de jongere) om een beschrijving te geven.
Gaius Plinius groet zijn vriend Tacitus,
Je vraagt me om te schrijven over het overlijden van mijn oom. Hij heeft zelf veel geschreven maar dankzij jou zal hij bij de toekomstige generaties ook bekend zijn.
Mijn oom was in Misenum waar hij de baas was van de vloot. Op 24 augustus rond een uur of zeven in de middag, wees mijn moeder hem erop dat er een ongewone wolk aan de horizon verscheen. Nadat hij een koud bad had genomen en liggend een maaltijd had gegeten, pakte hij zijn sandalen en ging naar een plek waar hij de wolk beter kon zien. Het bleek later dat de wolk uit de berg Vesuvius kwam. De wolk leek op de vorm van een pijnboom want er leken steeds meer takken bij te komen. Het moet een krachtige luchtstroom zijn geweest die deze takken omhoog duwde totdat ze niet meer hoger konden komen. Sommige uitbarstingen waren stralend wit, soms waren ze vuil en vol vlekken.
Het leek mijn oom iets groots en wilde het beter onderzoeken, want hij wilde alles kunnen verklaren. Hij zei dat het snelste galei klaargemaakt moest worden en vroeg aan mij of ik mee wilde gaan. Ik antwoordde dat ik thuis bleef om te studeren. Hij ontving een briefje van Rectina van Tascus, die door het gevaar in paniek was. Haar huis en landerijen lagen namelijk aan de voet van de Vesuvius en ze kon er niet wegkomen. Ze smeekte dat hij haar zou helpen te vluchten. In plaats van de wolk te onderzoeken ging hij op weg naar Rectina om haar te helpen. Hij liet nog meer boten gereed maken om zoveel mogelijk mensen te gaan helpen. Terwijl andere mensen aan het vluchten waren ging mijn oom recht op het gevaar af. Hierbij onthield hij alle bewegingen van de ramp zodat hij ze later goed en nauwkeurig kon opschrijven.
Wanneer de schepen dichter bij de ramp kwamen viel er steeds meer as uit de lucht en werd het steeds warmer. Op een gegeven moment zorgden puinstenen en zwartgeblakerde stenen voor een obstakel zodat ze niet dichter bij de kust konden komen. Mijn oom beviel de stuurman om door te varen naar Pomponianus. Pomponianus was in Stabiae dat aan de andere kant van de baai ligt. Hoewel het gevaar daar nog niet dichtbij was, had hij zijn spullen al wel op schepen ingeladen om te gaan vluchten wanneer de tegenwind was gaan liggen. Toen mijn oom bij Pomponianus aankwam omhelsden ze elkaar. Mijn oom troostte Pomponianus en kalmeerde hem. Intussen schoten er steeds meer vlammen en branden uit de Vesuvius. Om Pomponianus te kalmeren zei mijn oom dat het waarschijnlijk vuren waren van landbouwers.
Tijdens de nacht viel er steeds meer puinsteen en as uit de hemel. Toen mijn oom gewekt werd lag het puin al hoog tegen de deuren en muren. Pomponianus en de anderen hebben niet kunnen slapen. Ze wisten niet goed wat ze moesten doen, of bij het huis blijven of weggaan. De grond begon steeds meer te beven. Buiten bleef het puin en as regenen, dus ze wisten niet goed wat ze moesten doen. Uiteindelijk besloten ze om kussens op hun hoofd te binden en naar buiten te gaan.
Hoewel het al dag was, bleef het buiten donker. Met fakkels en lampen probeerden ze toch wat te kunnen zien. Ze besloten naar de kust te gaan om te zien of de schepen weer weg konden gaan. Maar de zee was nog steeds woest en onbegaanbaar. Ze konden dus niet verder. Mijn oom besloot om rustig te gaan wachten terwijl de vlammen en de geur van zwavel steeds heviger werd. Steeds steunend op andere mensen kon mijn oom nog staan totdat hij in elkaar zakte. De dikke lucht zorgde ervoor dat hij geen lucht meer kreeg. Toen het voor het eerst in drie dagen weer licht werd, werd zijn lichaam gevonden. Het leek eerder dat van een slapende dan van een overledene.
Intussen waren mijn moeder en ik nog steeds in Misenum, maar dat heeft niet zo veel meer met mijn oom te maken. Je vroeg immers om over hem te schrijven. Ik heb alles eerlijk en nauwkeurig vermeld. Doe er mee wat je goed lijkt.
gegroet