Op 8 augustus 1338 vaardigt Lodewijk de Beier, keizer van het Heilige Roomse Rijk, de volgende wet uit:
In overleg met en met instemming van de keurvorsten en de andere vorsten van het keizerrijk, verklaren wij, dat de keizerlijke waardigheid en macht direct van God komen. Nadat iemand door de keurvorsten in eendracht tot keizer is gekozen, dient hij, enkel en alleen op basis van die verkiezing, te worden beschouwd als Rooms-keizer en te worden gehoorzaamd door alle onderdanen van het keizerrijk. Hij zal de volledige macht uitoefenen over de toepassing van de wetten van het keizerrijk en over alle andere zaken die behoren tot het ware keizerschap. Hij heeft geen goedkeuring, bevestiging of toestemming nodig van de paus, of van wie dan ook.