Saboteur van het Stachanovisme

Victor Kravchenko had rond 1936 een leidinggevende functie in een fabriek in de Sovjet Unie. Hij schreef een boek over zijn leven met daarin de volgende gebeurtenis

Op een morgen heerste er een merkwaardige opgewonden stemming in mijn fabriek. De sfeer scheen geladen met elektriciteit. Ik kwam spoedig achter de reden. In een hoek, goed zichtbaar voor iedereen in de werkplaats, waren een hoop buizen kunstig opgestapeld en daarboven was een reusachtig plakkaat aangebracht met de woorden:
‘De arbeiders en ingenieurs van deze afdeling moeten weten, wie de Stachanovistische beweging belemmert.’
Daaronder kwam een lange lijst met namen. Het bleek dat men een hoop slechte buizen had gevonden en de groep, die daarvoor aansprakelijk was, werd op deze wijze publiek te schande gemaakt. Ik kende de mannen, die op de lijst stonden als gewone, loyale arbeiders. De fouten kwamen waarschijnlijk door onzuiverheden in het staal en konden niet zonder meer op rekening van deze mannen gesteld worden.
Niet lang daarna merkte ik, dat de oude, grijzende Makayer, een draaier die zeer goed werk leverde, stilletjes huilde onder zijn werk. Toen ik hem vroeg, wat er aan schortte, wees hij naar de tegenovergestelde wand. Op die muur was een karikatuur van deze arbeider aangebracht met daaronder de inscriptie: ‘Saboteur van het Stachanovisme’.
Ik liet de afdelingschef roepen. “Wie heeft dit plakkaat opgehangen?”, vroeg ik.
“De voorzitter van de vakbond.”
“Haal het ogenblikkelijk weg en laat het naar mijn kantoor brengen.”
“Maar dat kan ik niet doen, kameraad Kravchenko, dat zou mij in moeilijkheden brengen.”
“Je kunt zeggen dat ik het bevolen heb en alle verantwoording op mij neem.”
Het kwetsende plakkaat werd weggenomen. Binnen enkele minuten was ik omringd door
een heleboel vakbondsfunctionarissen en partijleden. Zij spraken allen door elkaar. Ik hield
de ‘politieke opvoeding’ tegen en moedigde achterlijkheid aan, werd er betoogd. Ik ‘ondermijnde’ het gezag van de vakbond en de Partij. Zij zouden een klacht tegen mij indienen in Charkov, of zelfs in Moskou.
“Heel goed, kameraden”, zei ik. “Dien zoveel klachten in als je maar wilt. Mijn opinie is, dat jullie het werk belemmeren en het moreel ondermijnen door mijn personeel te pesten. Ik ben hier de baas en het is jullie plicht met mij samen te werken in plaats van dergelijke dingen, zonder mijn voorkennis, te doen. Bovendien moeten velen van jullie nu aan het werk zijn in plaats van hier te staan redeneren.”

Advertentie