In haar dagboek noteert de Russische communiste Galina Shtange op 24 september 1937 een gesprek dat ze eerder in de trein had opgevangen
Ik miste het begin van het gesprek.
De een zei: “Nou, ik ga naar die kerk, doe wat ze daar van me verwachten, ontvang mijn loon en ga weer weg. Om kort te gaan, wat ik daar doe is gewoon werk dat niet anders is dan jouw baan. Hoe dan ook, die priester heeft een prachtige stem en hij weet goed weg met sterke drank. Je komt binnen, hij neemt een paar glazen en vraagt: ‘Wat wil je horen?’ en als hij eenmaal bezig is, zingt hij de sterren van de hemel. Wat een stem.”
“Maar waarom gebruikt hij zijn talent niet ergens anders voor?”
“Omdat zijn familie al tot de geestelijkheid behoorde en hij kreeg zijn opleiding aan een conservatorium voor kerkmuziek. Zij weten gewoon niet beter.”
“Bij ons in de buurt wonen een paar oude vrouwen: zij krijgen regelmatig bezoek van een priester, die twaalf talen spreekt en in twaalf talen boeken schrijft. Hij is ingeschreven als inwoner van Moskou. Denk je dat hij daar een beetje zijn tijd zit door te komen? Nee, hij verspreidt propaganda. Dan zegt hij tegen iemand, ‘Laat me jou trouwen’; tegen anderen zegt hij ‘Laat me je kinderen dopen.’ En het werkt. Pas nog heeft hij twee kinderen van vier en acht jaar gedoopt.”
“Die kinderen zijn groot genoeg om van alles te begrijpen, en ze vertellen alles wat ze meemaken. (…) Stel je voor, hij heeft een Jonge Pionier (lid van de Komsomol) gedoopt.”
Na die woorden moest ik de treincoupé uit en ik weet dus niet hoe het gesprek verder ging. Jammer.