Uit het Smeekschrift der Edelen aan landvoogdes Margareta van Parma, april 1566:
Mevrouw,
De genoemde plakkaten hebben (…) al enige jaren tot moeilijkheden aanleiding gegeven. Wij vrezen daarom, dat door het laatste besluit van Zijne Majesteit, waarbij hij nadrukkelijk beveelt, dat de inquisitie haar taak moet vervullen en de plakkaten in alle strengheid uitgevoerd moeten worden, de moeilijkheden zullen toenemen. Er zou wel eens een algemene opstand kunnen uitbreken, die tot een ineenstorting van alle landen kan leiden (…). De plakkaten zijn de bron van alle moeilijkheden, wij vragen daarom deze op te heffen; niet alleen om de ineenstorting van deze landen te voorkomen, maar ook omdat het billijk is. (…) Wij smeken Hare Hoogheid tevens, dat, terwijl Zijne Majesteit ons verzoek zal aanhoren en er over zal beslissen volgens zijn goed en rechtvaardig inzicht, zij (de landvoogdes) ondertussen tegen het genoemde gevaar maatregelen neemt en de inquisitie en de uitvoering van de plakkaten opschort, totdat Zijne Majesteit er anders over heeft beslist. Alzo zal zij goed doen.