Omstreeks 100 schreef de Romeinse geschiedschrijver Tacitus over Germanen:
Van al deze stammen munten de Bataven uit in moed. Zij bewonen het eiland in de Rijn, alsook een smalle strook op de linkeroever. Ooit behoorden zij tot de Chatti, maar na interne strijd zijn ze overgegaan naar een gebied waar ze deel zouden gaan uitmaken van het Romeinse Rijk. Nog altijd nemen ze een bijzondere plaats in, teken van hun aloude verbondenheid met ons: zij krijgen geen vernederende heffingen opgelegd en worden niet door belastingpachters uitgezogen. Vrijgesteld van lasten en bijdragen en uitsluitend bestemd voor diensten in de strijd, vormen zij een soort reserve-arsenaal voor de oorlog.