Rond 98 schrijft de Romeinse auteur Cornelius Tacitus over de Germanen:
Eenmaal op het slagveld gekomen, is het smadelijk voor een leider om in dapperheid te worden overtroffen en voor zijn gevolg om de dapperheid van zijn leider niet te evenaren. Maar een echt levenslange smaad en oneer haalt men zich op de hals als men zijn leider overleeft en dan van het slagveld terugkeert. Hem moeten ze verdedigen en beschermen, hun eigen heldendaden toeschrijven aan zijn roem: dát geldt bij hen als heiligste plicht. De leiders vechten voor de zege, het gevolg voor de leider. Als er bij de eigen stam door langdurige vrede en stilstand niets te beleven is, gaan de meeste jongeren van adel op eigen initiatief naar de stammen die dan in een oorlog verwikkeld zijn. Germanen houden namelijk niet van rust. In gevaarlijke situaties kunnen ze zich gemakkelijker doen gelden en om een groot gevolg te onderhouden is geweld en oorlog nodig.