Kapitein Philips transporteerde slaven van Afrika naar Barbados, in het Caribisch gebied, op het schip genaamd ‘Hannibal’ in 1693. Het schip verliet het Afrikaanse eiland São Tomé op 25 augustus en kwam op 4 november op Barbados aan. De Royal African Company (de Britse WIC) betaalde de reis. Bron A is een passage over deze reis.
De oversteek van St. Thomas naar Barbados duurde twee maanden en elf dagen, van 25 augustus tot 4 november. In deze periode was er flinke ziekte en sterfte onder mijn mannen en de negers. Van de eerste begroeven we er 14 en van de laatste 320, wat erg nadelig was voor onze reis. De Royal African Company verloor tien pond door elke slaaf die stierf, de eigenaren van het schip tien pond en tien schilling, want dit was de vrachtprijs die overeen was gekomen bij het huurcontract voor elke neger die levend aan wal werd afgeleverd aan de agenten van de Afrikaanse Compagnie op Barbados.
[…] De enige hulp die wij de zieken gaven was zoveel mogelijk water als ze wilden drinken en wat palmolie om hun zweren in te smeren. Over het algemeen herstelden ze zonder andere vormen van hulp dan wat de vriendelijke natuur hun had gegeven.
[…] Maar wat de pokken spaarde, maakte de griep af, tot ons groot verdriet, want na al onze pijn en zorg om hen hun eten te geven op een ordelijke, regelmatige manier, om hun verblijven zo schoon en vers mogelijk te maken, en na het verdragen van zoveel ellende en stank gedurende zo lange tijd tussen een groep wezens nog viezer dan zwijnen, en na al onze verwachtingen, werden we verslagen door hun sterfelijkheid. Geen goudzoeker kan zo veel ongezonde slavernij verdragen als zij die negers vervoeren, want zij bieden enige respijt en bevrediging, maar wij verduren twee keer de ellende; en toch worden onze reizen verwoest door hun sterfelijkheid, en wij smachten en tobben onszelf dood, en krijgen zoveel pijn voor zo weinig nut.
Uit: Thomas Philips, A collection of voyages and travels (1732)