Op 18 november 1919 legt veldmaarschalk Paul von Hindenburg een verklaring af tegenover een onderzoekscommissie van het Duitse parlement. De opdracht van de commissie is vast te stellen wie er verantwoordelijk is geweest voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en de Duitse nederlaag:
Toentertijd hoopten wij nog dat de wil om te overwinnen alles zou overheersen. Toen wij ons ambt op ons namen1, deden wij de rijksregering een reeks voorstellen. Het doel van die voorstellen was alle nationale krachten samen te bundelen om te komen tot een snelle en gunstige afloop van de oorlog. (…) Wat er uiteindelijk van onze voorstellen terecht is gekomen, deels door de invloed van de (politieke) partijen, is bekend. Ik wilde enthousiaste medewerking, maar werd geconfronteerd met verzuim en nalatigheid. (…) We hebben nog dikwijls de rijksregering gewaarschuwd. (…)
Onze herhaalde verzoeken te zorgen voor strenge discipline en strenge wetgeving werden niet ingewilligd. Op zo’n manier moesten onze militaire operaties wel mislukken. Het moest wel tot een ineenstorting komen; de revolutie vormde slechts het sluitstuk.
Een Engelse generaal heeft terecht gezegd: “Het Duitse leger is in de rug gestoken”. De kern van het leger heeft geen schuld. Zijn prestatie verdient evenveel bewondering als die van de officieren. Wie er schuld heeft, is duidelijk bewezen. Als er nog bewijs nodig zou zijn, dan wordt dat gegeven door de uitspraak van die Engelse generaal en de mateloze verbazing van onze vijanden over hun overwinning.
Dat is in hoofdlijnen het verhaal van het tragische verloop van de oorlog voor Duitsland. En dit na een reeks daverende successen op alle fronten, na een prestatie van leger en volk die niet genoeg kan worden geprezen.
noot 1 In augustus 1916 trad er een nieuwe legerleiding aan met Von Hindenburg als opperbevelhebber.