Opschrift uit een graf van een Egyptenaar:
Er was geen wees en geen weduwe die ik in nood bracht; geen landbouwer die ik lastig viel; geen herder die ik verdreef; niemand wie ik zijn arbeiders ontnam omdat hij zijn belastingen niet had betaald. Niemand was arm en niemand hoefde honger te lijden tijdens mijn bestuur. Toen jaren van nood kwamen, liet ik alle velden van mijn gebied ploegen en bezaaien en voorzag ik de mensen van levensmiddelen. Ik gaf aan de invloedrijke mensen niet meer dan aan minder belangrijke mensen, wanneer ik geschenken gaf. Daarna kwamen grote overstromingen van de Nijl, die koren en andere levensmiddelen gaven, maar toch eiste ik de nog niet betaalde belastingen niet op. Daardoor werd ik zeer bemind bij het volk.