George Fitzhugh (1806-1881) is plantage-eigenaar in het zuiden van de Verenigde Staten. In zijn boek Cannibals All! uit 1857 schrijft hij:
De negerslaven van het Zuiden zijn de gelukkigste en in zekere zin de vrijste mensen van de wereld. De kinderen en de oude mensen en zwakken werken in het geheel niet en toch wordt voor hen voorzien in al de gemakken en noden van het leven. Ze genieten vrijheid, omdat ze noch door zorgen noch door arbeid worden onderdrukt. De vrouwen doen weinig zwaar werk en worden door hun meesters beschermd tegen het despotisme van hun mannen.
De negermannen en flinke jongens werken gemiddeld, bij goed weer, niet meer dan negen uur per dag. Wat ze over hebben aan tijd wordt doorgebracht in volmaakte zorgeloosheid. Bovendien hebben zij hun zondagen en vakanties.
Wij weten niet of de vrije arbeiders ooit slapen. Zij zijn dwazen als ze het doen; want terwijl ze slapen bedenkt de slimme en waakzame kapitalist middelen om hen te vangen en te exploiteren. De vrije arbeider moet werken of verhongeren. Hij is meer slaaf dan de neger, want hij werkt langer en harder voor minder loon dan de slaaf en heeft geen vakantie, want de zorgen des levens beginnen voor hem als de arbeid eindigt. Hij heeft geen vrijheid en geen enkel recht.