Wetboek van Hammoerabi

Hier volgen enkele van de 282 wetten uit het wetboek van Hammoerabi, koning van Babylonië (in het huidige Irak) omstreeks 1780 voor Christus. Zijn wetten zijn in spijkerschrift op een stenen zuil geschreven die in 1901 is opgegraven:


Ik ben koning Hammoerabi (…). Toen Marduk (een plaatselijke god) mij stuurde om over de mensen te regeren, bracht ik recht en rechtvaardigheid (…) en welvaart voor de onderdrukten. (…)

8 Als iemand een rund, een schaap, een ezel, een varken of een geit heeft gestolen van een godheid (een tempel) of van het paleis, dan moet hij het dertigvoudige teruggeven. Als het gaat om het eigendom van een vrije man van de koning, dan moet hij het tienvoudig vergoeden. Als de dief niets kan geven, dan wordt hij gedood.
53 Als iemand nalaat zijn dijk te versterken zodat het water bij dijkbreuk binnenstroomt, dan zal degene wiens dijk is doorgebroken verkocht worden en het geld zal worden gebruikt om het graan te vergoeden dat door zijn verzuim bedorven is.
229 Als een huizenbouwer voor iemand een huis bouwt en zijn werk is niet stevig genoeg, dan wordt hij, als het huis instort en de heer van het huis sterft, gedood.

Advertentie