Zes jaar na de slag in het Teutoburgerwald

In het jaar 9 vindt een veldslag plaats in het Teutoburgerwald (in het huidige Duitsland) tussen het Germaanse leger van Arminius en de legioenen van de Romeinse veldheer Varus. De Romeinen verliezen deze veldslag. De Romeinse geschiedschrijver Tacitus beschrijft hoe de Romeinse veldheer Germanicus zes jaar na de veldslag het Teutoburgerwald betreedt:

Germanicus (werd) overweldigd door het verlangen om de laatste eer te bewijzen aan de soldaten en hun aanvoerder, terwijl het hele leger tot tranen toe geroerd was. Midden op de vlakte lagen verbleekte botten, al naargelang ze gevlucht waren of stand hadden gehouden, verspreid of op een hoop. Er lagen brokstukken van wapens bij en ledematen van paarden, tevens waren er aan boomstronken schedels bevestigd. In de rondom gelegen heilige wouden bevonden zich altaren van de barbaren, waarbij ze tribunen en centurio’s (legerofficieren) van de eerste rang hadden geofferd. En de overlevenden van die nederlaag, ontkomen aan de strijd of de boeien, wezen aan dat hier de onderbevelhebbers gesneuveld waren, daar de adelaars (symbolen van de Romeinse legioenen) buitgemaakt waren; hoeveel kruishouten voor de krijgsgevangenen waren opgericht, welke kuilen waren gegraven en hoe Arminius in zijn overmoed de spot gedreven had met hun veldtekens en adelaars.
Daarom hebben de Romeinse soldaten die daar aanwezig waren in het zesde jaar na de nederlaag de beenderen begraven van de drie legioenen zonder dat iemand wist of hij het stoffelijk overschot van vreemden of van familieleden begroef, allen als verwanten, als familieleden, waarbij hun woede tegen de vijand toenam en ze tegelijk bedroefd en kwaad waren.

Advertentie