Aristoteles over staatsvormen

De Griekse filosoof Aristoteles (384 v. Chr.-322 v. Chr.) noemt in zijn boek Retorica vier verschillende staatsvormen:

De democratie (…) is een staatsvorm waarin men de ambten onder elkaar verdeelt bij loting, een oligarchie is een staatsvorm waar men hetzelfde doet op basis van het vermogen, in een aristocratie gebeurt dit overeenkomstig iemands opvoeding. En met ‘opvoeding’ bedoel ik een opvoeding die door de wettelijke traditie vastgelegd is. Inderdaad, in een aristocratisch bestel is de macht in handen van wie trouw gebleven is aan de wettelijke instellingen. Het kan niet anders dan dat zij als de elite beschouwd worden en daaraan ontleent deze staatsvorm zijn naam. De alleenheerschappij ten slotte is, zoals het woord het zegt, een staatsvorm waarin één persoon het centraal gezag uitoefent over allen. En van de alleenheerschappijen is een koningschap onderworpen aan een zekere wetmatigheid, terwijl de onbeperkte alleenheerschappij een tirannie is.

Advertentie