Beschrijving van het verhoor van De Groot

Tijdens zijn conflict met landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt laat de stadhouder, prins Maurits van Oranje, ook een aantal medestanders van Van Oldenbarnevelt arresteren, onder wie de rechtsgeleerde en politicus Hugo de Groot. De Engelse ambassadeur Dudley Carleton beschrijft op 25 januari 1619 het verhoor van De Groot (Grotius), waarbij hij aanwezig is:

Er is een zaal aangewezen voor de berechting van deze gevangenen, waar tapijten werden opgehangen en de zetels werden opgesteld als in een tribunaal. Toen Grotius deze ruimte aanschouwde (waar hij werd binnengeleid om verder te worden verhoord), was hij hogelijk verbaasd. Hij zei dat hij nu inzag hoezeer hij het bij het verkeerde eind had gehad toen hij veronderstelde dat hij en de anderen slechts voor enige tijd werden opgesloten om de prins van Oranje de gelegenheid te geven om orde op zaken te stellen in het land. Nu hij besefte dat ze zouden worden berecht, viel hij op zijn knieën en smeekte met tranen in de ogen om mededogen voor hemzelf, zijn vrouw en kinderen. Alsof men hem op de pijnbank had gelegd, bekende hij vrijwillig alles wat men hem vroeg en beschuldigde hij enkele personen op wie geen
verdenking rustte, onder wie sir Robert Hinderson, een kolonel van een der Schotse regimenten. Deze zou beter dan wie ook op de hoogte zijn geweest van Van Oldenbarnevelts intentie de soldaten trouw te laten zweren aan afzonderlijke provinciën in plaats van aan de generaliteit. Hierop werd kolonel Hinderson aan de ondervragers voorgeleid, maar hij kon weinig licht op de kwestie werpen.

Advertentie