Corzaan over staking bij papierfabriek

In 1886 besluit het Nederlandse parlement een onderzoek te doen naar de leefomstandigheden van de arbeiders. Op 10 september 1887 verschijnt Poppe Corzaan, 25 jaar, (voormalig) fabrieksarbeider te Sappemeer, voor de onderzoekscommissie.

(Vraag): Zijt gij niet van de papierfabriek afgeraakt bij gelegenheid van de werkstaking die daar verleden jaar heeft plaats gehad? Kunt gij ons ook vertellen wat aan die werkstaking is voorafgegaan?


(Antwoord): Vooraf moet ik zeggen dat het niet waar is dat ik met de werkstaking van de fabriek gekomen ben; ik zou kunnen bewijzen dat ik reeds plusminus zes maanden vóórdat de werkstaking is uitgebroken, weg ben gegaan.

(Vraag): Wij wensen slechts te vernemen wat er voorgevallen is. Is er niet een verzoek gedaan om vrijstelling van de zondagnachtarbeid?

(Antwoord): Ja, ik heb een verzoekschrift aan fabrikant Scholten opgesteld dat inhield: het beleefde verzoek om vrijdom van arbeid te krijgen van zondagsavonds zes uur tot ’s maandagsochtends zes uur. Door het langdurig werken ’s nachts gingen de arbeiders natuurlijk dadelijk slapen en om zes uur ’s avonds moest er weer gewerkt worden zodat men gedurende de zondag niets aan het huisgezin had, want men deed niets dan slapen en werken.

(Vraag): Wat heeft de heer Scholten op het verzoek geantwoord?

(Antwoord): Ik heb het verzoekschrift geschreven op verzoek van enkele werklieden. Ik had geen bezwaar om het te schrijven omdat het redelijk was. Het werd door 65 arbeiders ondertekend. Het werd opgezonden en wij kregen een antwoord. De opzichter Jongman zei dat ons verzoek voorlopig niet ingewilligd kon worden omdat er te veel werk was. Later als de nieuwe papiermachine in werking zou zijn, zou men bovendien nog wel een dag in de week behalve de zondag vrij kunnen geven. Ik vermoed dat dit doelde op overproductie. De opzichter Jongman verzocht nogmaals de ondertekenaars door hun handtekening te verklaren wie al dan niet met dit antwoord van de heer Scholten genoegen namen. Ik heb toen een tweede stuk opgesteld. Dit stuk werd getekend door 45 arbeiders. Toen dat tweede geschrift ingezonden was, liet de opzichter Jongman het in het honderd lopen. Ik geloof niet dat het stuk reeds aan de heer Scholten kon zijn opgezonden. De opzichter liet de beide ploegen op het kantoor komen en begon daar te donderen. Hij zei dat wie genoegen nam met de voorwaarden van de fabriek konden blijven, maar dat de anderen de poort uit moesten. Hij voegde daarbij: “Jullie worden allemaal zeker brodeloos”. Toen durfden zij niet meer.

(Vraag): Dus allen namen toen genoegen met de voorwaarden van de heer Scholten?

(Antwoord): Ja, maar ik kreeg mijn ontslag omdat ik het verzoekschrift geschreven had.

Advertentie