Dagboekfragment Columbus

Columbus houdt tijdens zijn eerste reis naar Amerika een dagboek bij van 3 augustus 1492 tot 15 maart 1493. Hij opent zijn dagboek met een dankwoord aan het Spaanse koningspaar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië, dat hem de opdracht voor de reis heeft gegeven:

Het was in dit jaar 1492 dat uwe Hoogheden een einde maakten aan de strijd met de Moren die in Europa heersten. Het was de tweede dag in januari van ditzelfde jaar, dat ik in de grote stad Granada de koninklijke banieren van uwe Hoogheden van de torens van de machtige vesting van die stad, het Alhambra, zag wapperen. (…) Later in diezelfde maand, nadat ik uwe Hoogheden had mogen inlichten over het land India en over een daar wonende prins genaamd de Grote Khan, (…) heeft u besloten mij, Christoffel Columbus, naar die gebieden in India te zenden om die landen, hun volkeren en hun prinsen te leren kennen, hun aard, hun gewoonten en al wat daarmee samenhangt te bestuderen. En ook om na te gaan welke maatregelen zouden kunnen worden genomen om hen tot het ware, heilige geloof te bekeren. (…) Uwe Hoogheden, als katholieke christenen en prinsen zozeer verbonden met het heilige christelijke geloof en de verspreiding daarvan en als zodanig vijanden van de mohammedaanse leer, hebben mij bevolen om naar dat oosten te gaan; echter niet als gewoonlijk over land, maar in westelijke richting! Tot op de huidige dag weten we niet met zekerheid of ooit iemand dat eerder heeft gedaan.

Advertentie