Het reglement van het schoenmakersgilde

Een gedeelte van het reglement van het in 1608 opgerichte schoenmakersgilde in Vlissingen

Dat niemand (buiten het gilde om) voortaan binnen deze stad Vlissingen een werkplaats of winkel mag hebben hetzij van schoenmaken, nieuwe of oude, gareel1 maken, platijn2 maken, zadelmaken, huidenvetten of leertouwen; verder moet hij ook poorter (burger van de stad) zijn.
Alle zonen van vrije gildebroeders die binnen deze stad geboren zijn nadat hun vaders in het gilde gekomen zijn, zullen vrij in het gilde en de nering opgenomen worden zonder daarvoor iets te moeten betalen aan het gilde of de armen.
Als een vrije gildebroeder een leerkind aanneemt, zo zal het kind aan het gilde voor zijn leerjaar twee schellingen schuldig zijn. Waarvan uitgezonderd zullen zijn de weeskinderen van het armhuis van deze stad.

1 het gareel is het leren tuig van een paard
2 een platijn is een pantoffel of klomp, deels van hout, deels van leer

Advertentie