Onderwijzer Jacobus Kousemaker

Jacobus Kousemaker wordt in 1832 in Wolphaartsdijk (Zeeland) geboren. Hij is het zesde kind van de wagenmaker Pieter Kousemaker. Vader Pieter overlijdt in 1844, zijn vrouw korte tijd erna. De kinderen worden bij familie ondergebracht. Jacobus valt op de lagere school door zijn werklust op en mag op 15-jarige leeftijd de hoofdonderwijzer bijstaan als hulp (‘ondermeester’). In 1856 wordt Jacobus onderwijzer van de lagere school in Nisse. In 1866 verschijnt zijn boek over het weeskind Jan, waarin hij zijn eigen ervaringen verwerkt. Over zijn pleegouders schrijft Jan

Zijn vader en moeder waren zeer ingenomen geweest met de leerlust van hun lieveling. Zijn pleegvader, die niet genoeg de waarde van het onderwijs kon beseffen daar hij zelf aartsdom was, zag er niets in. ‘Onbekend maakt onbemind’, dat was ook hier van toepassing. Toch moest Jan naar school; dit was onder de voorwaarden bij de adoptie inbegrepen. Maar het schoolgaan ging ongeregeld, terwijl het nodige toezicht ontbrak, om hieraan beter de hand te houden (…). Schoolverzuim heerst op het platteland van Zuid-Beveland in de uitgestrektste betekenis van het woord. Door het verbeterd onderwijs is het kind al zeer spoedig op de hoogte gebracht, dat het werktuigelijk lezen en schrijven kan, maar dan acht men dit ook genoeg! Dan moet het in de zomer wat gaan helpen, eerst in de oogst om te rapen, later om koeien te ‘wachten’ of om allerlei veldarbeid te verrichten. En beperkte zich dit maar tot de arbeidersklasse, van wie het te begrijpen is, dat zij elke gelegenheid gretig aangrijpt, waarbij het kind iets verdienen kan. Maar zelfs de gegoede landman tracht op alle mogelijke wijzen profijt van zijn kroost te trekken, en offert daarvoor menige schooltijd op. Hoe zal het verbeterd onderwijs ooit de gewenste vruchten dragen, zolang men het niet beter waardeert, zolang men er zo weinig gebruik van maakt?

Advertentie